Aan mijzelf ken ik de ander

De evolutionaire klok; denken over de mens in termen van tienduizenden en meer jaren zoals geologen dat doen. Pas dán komt een stabiel en bruikbaar beeld van jezelf en van al je soortgenoten naar voren. Een mensbeeld dat stand houdt in het heden, verleden en de toekomst. Ook het bestaan en het leven van de aarde toont zich pas goed en onmiskenbaar aan wie in honderdduizenden en miljoenen jaren waarneemt en redeneert. Iedere dag weer verschijnen wereldwijd goedgevulde kranten, bladen en nieuwssites met “brandende zaken” maar dat is vóór al de uitkomst van de schare journalisten, broodschrijvers en influencers die almaar moeten leveren en zulks evengoed doordat mensen dat allemaal gretig verslinden. Echt nieuws over wie wij zijn en wat ons beweegt is zeldzaam. Geen wonder. We veranderen nauwelijks en wat ons boeit en beweegt is ook al honderdduizenden jaren hetzelfde. Getallen uit de archeogenetica : sinds 2 miljoen jaar: Homo Erectus; sinds 600.000 jaar: Neandertaler; sinds 40.000 jaar: Homo Sapiens in Europa. Thans: 99,8 % van het dna van alle mensen op aarde is identiek.

Ik gun ieder het idee grote veranderingen in zijn leven mee te maken of zelfs teweeg te brengen maar uiteindelijk gebeurt er in 1000 jaar nauwelijks iets en zijn ook de computer en internet niet meer dan oude wijn in nieuwe zakken. Public Relations en communicatiewetenschap als gereedschap voor heersers en machtzoekers zijn al net zo oud, veelbeproefd en pijnlijk effectief in het mennen van mensenmassa’s. Elders wijs ik op de eerst mij bekende communicatiewetenschapper Mozes met z’n truc met de stenen tafelen, een communicatiekunstje dat tot op de dag van vandaag doorwerkt. Destijds een goed bedacht leugentje om bestwil. Overigens is bij mij vandaan gezien alle religie te beschouwen als (legitiem) trucje ter geruststelling van de gelovige. Edward Bernays (1891-1995) stelde al die PR-kennis loepzuiver te boek en praktizeerde het schaamteloos, eerst in de economie en al gauw ook in de politiek. Mensenmassa’s zijn schokkend eenvoudig te dresseren. Uiteindelijk mesmeriseert men elkaar hossend en feestend een voor het moment welgevallig narratief in. Veel meer dan om feiten, maalt de mens om meningen. Elders noem ik ons ‘waanbouwvakkers’. Met gedeelde sprookjes en momentaan illusionisme alom. Opdat men zich gehoord, begrepen en veilig waant. Sociale dieren zijn we, tot elkaar veroordeeld én aan elkaar verslaafd maar de match die daarin connoteert krijgt maar geen beslag. Een mens kan vooruitgang boeken, de mensheid niet, zo lijkt het. De opkomst en ondergang van beschavingen verloopt cyclisch en volgens een vrijwel vast patroon. De Canadese schrijver Ronald Wright wijst op de telkens terugkerende vooruitgangsval. Hij baseert zijn visie meer op archeologie dan op overgeleverde teksten waarin de schrijvers en samenstellers zaken al te vaak naar hun hand hebben gezet.

Vrijwel de gehele duur van de mensheid leefden we als jager-verzamelaars omgeven door gevaar en de blauwdruk die dat in ons achterliet, zie ik overal om mij heen terug. Ook in mezelf. Onze “software” stamt uit wilde tijden op een millenia-lang woeste en ledige aarde maar tussen steppepaard en laptop veranderde de mens in geen enkel opzicht wezenlijk. De 107 miljard ‘moderne mensen’ die tot nu toe geleefd hebben vertonen veel meer overeenkomst dan verschil, hebben dezelfde stam-ouders en zijn daardoor allen als elkaars verwanten te beschouwen zo kunnen lezen we bij Adam Rutherford. Als zo’n familie een week geleden was ontstaan (i.c. 300000 jaar), was onze jaartellling ruim een uur geleden begonnen. Nu dat wat je ziet grotendeels wordt gevormd door hoe je kijkt kan zo’n ‘geologen-kijk’ ons verder brengen op de weg naar wat meer zelfinzicht, ofwel inzicht in ieder van ons. “We are family!”.

Dat onze grondslag nog steeds die uit de oertijd is, ligt voor de hand. De eerste persoon enkelvoud (ik) beloopt 55-95 jaar en daarin kan ieder voor zich nogal wat be-leving teweeg brengen maar vrijwel niets daarvan werkt door naar ons dna en de menselijke conditie die daaruit volgt. Velen onder ons zijn nog altijd vervuld van strijdlust, competitiviteit en de zucht naar epiek, zwaarden, paarden, stenguns, vuur, alles om de ander, de ‘onzinnigen’, de ketters, een lesje te leren: “Ik zal jou de waarheid vertellen !”. Angst en woede zijn nauw verbonden en onze grondslag is nog altijd die van de schuwe, behoedzame steppebewoner. Het beetje technische speelgoed dat daar de laatste 500 jaar is bijgekomen verandert daar niets aan. We blijven primaten, wilden die inmiddels zowat stikken in hun spulletjes en in de vervaardiging daarvan. Toen het echte over-leven ons weinig tijd meer kostte (onder andere doordat we vlees gingen eten, zo wordt gezegd) en we drie tot vier keer zo oud werden als aanvankelijk, gaapte de leegte van vrije tijd ons grimmig aan. “Gelukkig” evolueerde de economie van de voorziening in dagelijkse behoefte (Jan Pen) naar de gefinancialiseerde gekte die de mens inmiddels voort drijft waardoor meer vrije tijd voor vrijwel allen een stip op de horizon is gebleven. Het sprookje dat de mensheid in een lineair proces een almaar beter leven krijgt, is wat ons rest. Dat denkbeeld is kansloos zo lang we ook op wereldniveau blijven steken in infantiele rivaliteit tussen machtsblokken en samenleven wordt gevormd door economische in plaats van existentiële afwegingen. Harmonie blijft dan voorbehouden aan sprookjes, commercials, beginselen van politieke partijen en redevoeringen.

Intussen lijkt de mens er niet van te willen weten allemaal uit dezelfde “mal” te komen. Die is dag in dag uit bezig met het opmerken, koesteren en projecteren van de minieme onderlinge verschillen en daarmee met het scheppen en cultiveren van een ‘wij’ en een ‘zij’. We percipiëren een stratificatie in de menselijke omgeving en nemen die voor waar aan. De ecoloog Herbert Prins noemt ons vergeleken bij alle andere dieren, een “klotesoort”. Mensen redeneren al gauw vanuit kleine vertrouwde zones en alles daarbuiten is dan ondeugdelijk, op voorhand verdacht. Neem het ons eens kwalijk als je ziet hoeveel duizenden jaren lang we op de leest van permanent gevaar gevormd zijn en we op een incrowd waren aangewezen. Tegelijk maakt zulk inzicht de mens eenvoudig bespeelbaar voor macht-hebbers en -zoekers met hun primitivisme met opgeklopte antagonie als gevolg. Van zulk vijanddenken blijft maar weinig over als we uit die kleingeestige groepswanen stappen en het wordt tijd om dat te doen want inmiddels in de tweëentwintigste eeuw aangekomen zijn we daardoor vooral voor onszelf het grootste gevaar. Op persoonlijk niveau willen we allemaal hetzelfde: een huisje, een boompje, een beestje, een tuintje, kinderen en wat vertier maar de omgang met elkaar lijkt nog altijd niet zonder verzonnen vijanden tot aan bloeddorst te kunnen en de wereldpolitiek komt ook maar niet verder dan dat. Narcisme, nationalisme, neofeodalisme (menu) hebben goedbedoelde kiesstelsels weten om te katten naar brute machtsmiddelen door het opzwepen van die oude in mensen sluimerende intolerantie. Ik zie hoe pathos met z’n valse mythes geduld en begrip vergend logos ter zijde walst. De perceptie ‘one earth one people’, hoe noodzakelijk ook, lijkt onbereikbaar ver weg.

Direct na de jacht op voedsel en beschutting op de ‘woeste, ledige aarde’ tref ik in onze blauwdruk een behoefte aan respect, de drang er te mogen zijn, gezien en gehoord te worden en dat heeft ons en onze samenlevingen verregaand gevormd. In de omgang van kinderen met elkaar blijkt die behoefte onverbloemd en het is zaak elkaar te erkennen en ruimte te laten voor ieders eigenheid. Om van meet af aan als op een dansvloer bereid te zijn jezelf op te schorten, ruimte te laten voor anderen. Hoffelijkheid, edelmoed, prudentia, allemaal net wat eerder vrouwelijke dan mannelijke eigenschappen, al hetgeen vrede bevordert hebben wij brood-nodig en het ware te wensen dat dat inzicht zich in de mensheid weet te vestigen zonder de dwang- en dreig-methodes van religies en mythes die uiteindelijk toch weer met een vijandbeeld werken om samen te kunnen blijven. Erger nog, er gaat ons weinig zo gemakkelijk af als het verketteren en al dan niet letterlijk verpletteren van anderen. Wie automobilist is weet hoe snel andermans kleine vergissing de eigen lachwekkend disproportionele woede opwekt en om mij heen zie ik dagelijks hoe mensen van datgene dat ze niet bevalt voetstoots aannemen dat dat ook in strijd is met geldende voorschriften. Ik herken dit uit mijn jeugd, uit de zandbak. Geopolitiek en een zandbak vol kinderen draaien overigens op identieke gevoelens en patronen. Verstandelijke groei lijkt voorbehouden aan het persoonlijke niveau en anno 2025 lijkt intelligentie een contra-indicatie bij afvaardiging van diegenen die samenlevingen in harmonie zouden moeten brengen. Kortom is onredelijkheid troef in ons dagelijks bestaan van uur tot uur. Maar hier gaat het me erom dat de Homo Sapiens al tienduizenden jaren zo’n beetje dezelfde is. Ötzi en ik verschillen niet wezenlijk. 107 miljard ‘schoenen van dezelfde leest’ die daarvan zelf jammerlijk niet willen weten, zo lijkt het.

Ook maakt het nogal wat uit ‘waar’ ieder is in zijn leven, in welke fase, op welke leeftijd, bij voorbeeld gelet op ontwikkeling, hormoonhuishouding en andere neurobiologische ‘sleutels’ waarin we van moment tot moment staan. Let op gedrag, bewegingen, geluiden van babys, kleuters, pubers wereldwijd, vroeger en nu. Het lijkt allemaal sprekend op elkaar en ik durf op voorspraak van primatoloog Frans de Waal ook naar de andere zoogdieren te wijzen. Niet alleen is de blauwdruk van die 107 miljard overeenkomstig, ook de stadia, leeftijd-, moment- en omstandigheden-gebonden, komen sterk overeen. Veel van wat ons beweegt, motiveert, beinvloedt is terug te brengen tot psychosomatische wetmatigheden. We kunnen niet zomaar zijn. Als lege flessen. Slechts ademend en bungelend in ledigheid zoals voor even tijdens meditatie beoogd wordt, nee met onze immanente beheptheden zoals het gevoel van een nog onvoltooid heden, moeten we ergens naar toe. Er is geen time-out van het momentane mens-zijn. Een mens wil deel nemen, een doel hebben, iets betekenen, iets voelen, huiveren, urgentie ervaren, zich aan iets weiden. Betrokkenheid is lot én noodzaak en dat geldt en gold voor alle 107 miljard. Hoe dan ook.

Zo is bijvoorbeeld het uiterlijk, de ‘look’ een van onze obsessies en sociale verschilmakers. Het is de eerste gewaarwording van de ander en ook het eigen uiterlijk wordt gerund vanaf een palet dat we gaandeweg ons leven ontdekken en ontwikkelen daarbij inmiddels “geholpen” door de make-up-industrie: niet alleen eyeliner, rouge, haarverf en kleding maar ook tattoos, auto’s, motorfietsen, huizen, etc en alle lifestyleparafernalia reken ik daar toe. Gaandeweg ontstaat daar raffinement in. Mensen blijken verregaand gevoelig voor ragfijne signalen in uiterlijk, in het bijzonder voor uitdrukkingen in het menselijk gezicht. Ooit in het grote donkere woud of op de steppen, nu doorgaans in openbare ruimtes, was het van groot belang over en weer om zo snel mogelijk de juiste look aan te nemen en op de ander over te brengen; wordt het vrijen of vechten ?; eten of gegeten worden ?

Ik zoek naar onze presets en doe dat intuïtief en in eigen bewoordingen zonder uitweiding en uitsplitsing in wetenschappelijke secties en theorema’s. Zo zijn alle monotheïstische religies wat mij betreft van hetzelfde laken een pak. Jezus, Maria, God, Mohammed, Ra, Wodan, het verschil is voor kniesoren. Al die godheden en leuk verzonnen en overgeleverde liturgie vormen de vrucht van onze zucht naar zin, naar een grote begrijper/ vergever, naar iets dat ons bestaan finaal legitimeert, almachtig is en ons ons falen, onze zonden en tekortkomingen ruimhartig vergeeft en liefst compenseert nadat we de vereiste kunstjes hebben verricht. Een verlosser kortom. Een bevrijding van dat onvoltooide. Heerlijk zou dat zijn. Gerust-stelling hoe dan ook is wat gezocht wordt. We schreeuwen erom en verzinnen het moeiteloos zelf. En passant zijn religies gaandeweg volgepropt met masculiene en andere machtzoekers-belangen. De slaafse gehoorzaamheid die religie teweeg brengt wekt telkens opnieuw de jaloezie van seculiere leiders. Overvolle liturgiën, voorschriften en rituelen met daarin de geheime agenda’s van die seculiere dwingelanden zijn het gevolg. Nuttig zijn de voorschriften over hygiëne, voeding en praktische zaken maar tegelijk blijkt hoe goedbedoelende opvoeders kunnen meerijden op de gedweeheid van de gelovige zolang het ‘van god moet’. Analogie met de Sinterklaasvrees uit mijn jeugd dringt zich hier op: een mens gehoorzaamt het best aan de eigen geinternaliseerde politie-agent.

Vergeet niet dat ook Nietzsche (was meer ziek en dwalend in abstracties dan denkend), Kant (de houten Klaas in de filosofie), Houellebecq (islam-obsessie, plagiaat, aandacht-zieke nicotinist) of Aristoteles (de wereldvreemde Hugo Brandt Corstius van weleer, vond sommige volkeren van nature minderwaardig), zich allen uitdrukten in abstracties; ieder startte een tamelijk lukrake exegese gedragen door leuk of literair taalgebruik met stand-punten en metaforen uit eigen bakkerij maar zonder verwijzing naar de enkeling in zijn drivers-seat in een voort-durend levensstroom vol driften, verlangens en bias die zich gehoord en begrepen wil voelen. Alleen zo ontstaat Inclusiviteit; als voorwaarde niet alleen voor politici en bestuurders maar ook voor wie pretendeert zich adequaat uit te laten over mens en mensheid. In al die ‘drivers-seats’ voltrekt zich de kern van mens-zijn als de wankelmoedige momentgebonden waan-bouwvakker en alleen aldus is de mens met de minste miswijzing te doorgronden. Wie dat verontachtzaamt waart rond in losgezongen abstracties. Eenzelfde verwijt geldt de term “individualisme” die náár de eerstepersoon kijkt en niet vanuit diens beschouwing. Mijn eerstepersoons-blauwdruk is van beslissende invloed op het doorgronden van de denkende enkeling; de denkeling geaard in tijd en plaats en vervuld van eigen wanen; ferm gelovend in het ongemerkt zelfgeschreven script van diens Kopfkino. Maar alleen voor wie de macht heeft zijn persoonlijke Kino waar te maken, door te drukken, zoals vorsten temidden van hun hofhouding, geldt dat wat men ziet coherent is met hoe het is ook al ontstaan daardoor de keizer’s nieuwe kleren maar dat terzijde.

De beschouwing van de wijze waarop de mens zijn ledigheid vult, vermijdt, ont- of miskent en bestrijdt is een zinnigheid op zichzelf. We zijn al 3000 eeuwen onderweg als Homo sapiens van wie ik de grote solide lijnen een beetje probeer te be-grijpen en dan kun je zowat volstaan met Darwin, Shakespeare, Molière, Archie Bunker en John Gleese en dat in liefst zo karig mogelijke bewoordingen. Anders dan bijvoorbeeld David Greaber een bijna verwijtbaar dik boek (900 pag) schreef om aan te geven dat schuld au fond verschuldigdheid is en wezenlijk deel uitmaakt van een samenleving, van hoe mensen verbonden en onderscheiden raken. Dat had wel met wat minder woorden gekund.

Nee, dan Shakespeare: betekening door allegorie, toneel als een sublieme methode om de mens en z’n presets en beheptheden te schetsen, alles ingekapseld in een alledaags leven. Op de juiste wijze verbeeld is des mensens vergeefsheid met weinig moeite aangetoond en is zelfspot the only way out. Dat sluit naadloos aan bij cliché’s en kluchten die het rommelige en rommelende in de mens en diens immanente wankelmoed op rake wijze kenschetsen. We lachen om Shakespearre’s malle mens maar we kijken eigenlijk in de spiegel. Ten onrechte wanen we ons inmiddels al te graag van een hogere orde alsof de mensheid waarlijk verandert en vooruitgang boekt maar veel meer dan een pas op de plaats is ons niet gegeven. We blijven opgesloten in het existentiële en sociale domein dat de mens is toebemeten en onze interacties herhalen zich eindeloos. Uiteindelijk zijn we niet veel meer dan roddelaars; verhaalverslaafden, onbewust projecterend wat we willen zien. Selffullfilling en tevreden ‘toveren’ we de aap uit de mouw, onwetend dat we die er zelf in stopten. Het menselijk besef is een kluwen, een soep zo je wilt van fictie en non-fictie, on-onderscheidenlijk. We zijn daarbij verslingerd aan elkaar en tegelijk tot elkaar veroordeeld. Maar voor erkenning van die universele zwakzinnigheid lijkt geen ruimte behalve in cabaret, toneel en in de gereedschapstas van spindoctors en PR-werkers..

“Aan mijzelf ken ik een ander” hoorde ik thuis in mijn jeugd vaak zeggen. Ik ben één exemplaar van de soort mens die veel minder onderlinge variatie vertoont dan deze zelf erkent, hoe toegewijd ook schrijvers en geesteswetenschappers boeken vol pennen over de verschilletjes. Verschillen die grotendeels en op dubieuze gronden het product zijn van ieders Kopfkino, van obsessies veeleer. Het vergt zelfspot om dat te durven inzien en voor waar te houden. Tussen geboorte en sterven doorlopen we allemaal kenmerkende stadia en die zijn voor die 107 miljard van Homo sapiens van daarnet verregaand overeenkomstig. Dáár zie ik de kern van de existentie die eenvoudig en al millennia constant is en nu ieders eerstepersoon daarvan een afdruk is, kan het menselijk lot in simpele bewoordingen worden gevat. In beginsel doorlopen we allen zo’n beetje hetzelfde existentiële pad en zijn we vrijwel identiek bewerktuigd. Nauwelijks anders dan zoals tandartsen bij die 107 miljard een overeenkomstig gebit aantreffen. Wie daarnaast, desnoods voor even, voorbij weet te zien aan de wanen die ieder zichzelf aansmeert, zal, ook door culturen en de geschiedenis heen, de eenvoud van de menselijk conditie kunnen zien. Emoties voeren jammerlijk de boventoon en die zijn al met ons op de loop alvorens de ratio het woord krijgt en het stuur in handen neemt. Internet heeft de beschavende afscheiding tussen het persoonlijke en het openbare leven geslecht en zelfbeschouwing en zelfbeheersing gelden inmiddels als ouderwets. Bescheidenheid is voor losers, zo lijkt het.

Kortom.

Al millennia lang verandert er niets wezenlijks aan de grondslag van de mens en wij allen lijken veel meer op elkaar dan ons lief lijkt. Er is buitensporig en dezer dagen opnieuw schadelijk veel aandacht voor de piepkleine verschilletjes in rangen, standen, rassen, volken, kleding, gewoontes, religies en zo voort. Als kracht tot vereniging is dat op het eerste gezicht plausibel maar er komt een keerzijde mee. Er ontstaat een buitenwereld waaraan op de ooit dunbevolkte aarde weinig goeds werd toegedicht. Verenigende krachten brengen al te gauw ook de onderscheidende mee. We zijn zo maar niet los van die vorming op een woeste ledige aarde vol gevaar. De politiek met voorop haar lobbyisten en spindoctors exploiteert dit kenmerk genadeloos. Een krachtige cultuur- en politiek gedragen focus ontwikkelt, benadrukt, verwoordt en koestert de groot gemaakte verschillen tussen mensen. De mens lijkt vijanden even hard nodig te hebben als vrienden. De blinde vlek voor de zwakzinnige wijze waarop onze wanen (menu: ) tot stand komen, maakt ons eenvoudig beïnvloedbaar. Schrijvers, politici, bestuurders en heersers, gesoufleerd door spindoctors, weten vanaf het ieders menselijk emotie-palet massa’s te bespelen en hun narratieven op te leggen. Mensen laten zich aldus uit elkaar spelen en dat is jammer want au bout portant is ieder slechts de eigen eerstepersoon (menu) waarin de overeenkomsten vele malen sprekender zijn dan de verschillen. Die verregaande universele overeenkomsten zou de grondtoon van de mensheid moeten zijn met begrip voor onze obsessie met de verschilletjes zoals die vanuit de eerstepersoon worden beleefd. We moeten leren die af te doen met een knipoog in plaats van ervoor te sterven en te doden. Al die strijd rondom die stratificatie is begrijpelijk voor wie weet waar we vandaan komen maar welbeschouwd is het aanstellerij en ons DNA geeft me gelijk.

23 december 2018