Taal, de eerste persoon enkelvoud , sensatiezetel. Mensmodel. Het wetend lichaam.

ONZE DRIVERS SEAT: DE EERSTE PERSOON ENKELVOUD OP EEN ZEKER MOMENT.

Waarschuwing:
Metaforen zijn als bouwsteigers nuttig bij het oprichten van een denkbeeld maar het is zaak ze geheel los te laten na gebruik. Het hulpmateriaal kan dan terzijde zoals partituren slechts de aanzet en niet de muziek zelf vormen. Metaforen neigen ertoe zich te handhaven in de voortgang van gesprekken en gedachten die daardoor al  snel ‘uit de rails’  lopen. Pas op met metaforen wil ik maar zeggen. Taalgebruik is ervan doordrenkt.

Besef ook dat denken, leven, be-leven momentaan is, telkens (pad)gebonden aan een eigen tijdstip met een eigen horizon (metafoor !) en mitsdien niet precies herhaalbaar zoals ook muziek zich rond het lopende moment, realtime organiseert en manifesteert en uitvoeringen van hetzelfde stuk verregaand kunnen verschillen. Een evenement zonder zijn eigen horizon is een abstractie, een reductie. Geen moment is hetzelfde ook niet wanneer alle bestanddelen identiek lijken. En ook de perceptie van de waarnemer is wisselend en van invloed. Wie in muziekstudio’s heeft gewerkt weet daar het nodige van. Ik zei dan na urenlang aan hetzelfde stuk te hebben gewerkt dat ik “hangoren” kreeg. Mijn oordeel was dan getroebleerd. Over momentaniteit kakel ik elders uitgebreider.

In feite houd ik hier dezelfde zoektocht als de techreuzen en ict-ers die met onbeschaamd geweld en gegluur uiteindelijk het hoogst persoonlijke van ieder van ons willen bloot- en vastleggen met als doel beheersing, machtsvorming en geldelijk gewin. Dat laatste geldt niet voor mij. Ik doe dat als hobbyist gedreven door decennialang misnoegen over diepe misverstanden die ik meen te zien waar het ons eigen functioneren betreft. Big Tech is tot dezelfde conclusie gekomen als ik namelijk dat optimaal begrip van de mens niet anders dan door kennisname van al die persoonlijke aspecten tot stand komt; een denkend voelend zenuwstelsel noodzakelijk verankerd in een lichaam. Hoe gepersonaliseerder, hoe efficiënter. Het is een vergissing om te menen dat we door het werken met gemiddelden de enkelingen ook maar enigszins in beeld hebben. Mijn epe-betoog verankert de mens in een lichaam, met een hoogst eigen uitzicht, met een allesverbindend zenuwstelsel en dat op een zeker moment. Mijn mensmodel is dan optimaal gepersonaliseerd en concreet om weer veel later, in “aan mijzelf ken ik de ander”, vast te stellen dat er heel veel overeenkomsten zijn. Voor bijvoorbeeld kleermakers zijn er al gauw voldoende grote lijnen van de mens voorhanden zodat de meesten van ons met confectiekleding kunnen volstaan maar ons innerlijk laat zich niet afdoen met de confectie van statistieken, met vereenvoudigende getallen en grafieken. We zijn zodoende geneigd te volstaan met abstracties om zo de kortste weg naar conclusies in te slaan maar ik probeer voor die luiheid te waken.

De term “individualisme” zal ik vermijden omdat daarmee naar de mens wordt gekeken en ik wil dat er gekeken wordt vanuit die mens, vanuit ieders eigen beleving. De beleving van één zenuwstelsel, één sensorium vol gewaarwording, besef. “Perceptisten” zijn we dan want we leven allen vanuit een eigen ‘wijsheid’, een verontschuldigbaar beperkte waarneming. Dwaling is dan voor even normaal dan wel bestaat dat niet: iedereen heeft gelijk. Fasten your seatbelts. Er zijn vele ‘werelden’ om rekening mee te houden en die laten zich niet straffeloos integreren.

Zodoende probeer ik hier voor al een mensmodel te schetsen dat zal uitkomen bij de mens als een beseffend neuraal stelsel, een intense verknoping van lichaam en geest met de jaren aangevuld door eigenheden, patronen, trauma’s, strevingen, gewoonten, frustraties en meer. Ik beschouw zo’n wezen als een samenkomen van veelsoortige bio-psycho-neurale evenementen uitmondend in zeker besef op een zeker moment. Een besef dat voor al in de sleutel staat van voortplanting en zelfrechtvaardiging en dat doorheen het gehele lichaam zetelt. Het is zaak om met deze steevaste neigingen onafgebroken rekening te houden. Het is daardoor ook noodzaak om ons denken altijd te ‘aarden’ in een enkeling, het maatgevende platform voor de humaniora. Denken is onvermijdelijk gepersonaliseerd denken en dat is telkens slechts mogelijk vanuit één mens tegelijk. Veel te gemakkelijk worden politieke en geesteswetenschappelijke discours gevoerd vanuit de sociologische invalshoek: een helikopterview gepaard aan statistieken. Maar de sociologische blik is ontstaan door wat ik gemakzucht noem. Het geeft snel veel verhaal, herkenning en schijnbaar overzicht maar het mist de boot doordat zulke onpersoonlijke beschouwingen objectief, neutraal en uiteindelijk ‘onmenselijk’ en onbruikbaar zijn. Akkoord, kleermakers, componisten, chirurgen kunnen volstaan met kennis van enkele aspecten, maar van de humaniora verwacht ik dat er verder gekeken wordt. En ook de overheid zal als inclinerend orgaan voldoende ruimte moeten laten voor de epe van de burger. De eerste persoon enkelvoud zou de verplichte eenheid op de rolmaat van de humaniora moeten worden. De epe bovendien gebonden aan een moment. Ik schreef er, misschien wat al te enthousiast dit wel eens over:

“Houding, attitude, de licht gespannen wakkere instelling van al je ontvangers, gewaarworders in je lijf, je besef van je kruin tot in je tenen doorheen alles wat je ik vormt. Je gulzige antennes die geraakt, die liefst goed bespeeld willen worden. Een hunkerende huid. Gestreeld via oren, ogen, huid en onderhuids, reuk en alles verheven tot een licht ontzettende euforie. Kippevellig huiveren en zo breed mogelijk ontvangen van alles dat zich beleven laat. Raak me !, laat me overal tegelijk zijn. Ik wil vibreren en gezonde zonden tot mij toelaten. Houding, klaar staan voor skydive in gedachten. Batman als een in een waan. Maar tegelijk de zelfervaring, de voorspanning in je neurale wezen, als voorgespannen beton, om iets op te vangen of voor een afsprong zoals katten dat zo mooi zichtbaar maken. Grrrrrr . Houding dus, niet die van de zoutzak, maar van sensatiegulzige mens. Lijf zijn, a-life zijn. Wat is er eerder ? de geest, de drive of het lijf ? “

Zo heeft het effect van klank (semiotiek) soms evenveel betekenis als de gevestigde inhoud van een woord (semantiek), bijna zoals geur ons direct “aanvliegt” en voorbij gaat aan ons cognitieve stelsel. Dat verschaft mensen/ lichamen een grappig soort zelfstaandheid en die sensorische autonomie beperkt zich niet tot kietelen en zien-geeuwen (spiegelneuronenwerking) alleen. Voor de ‘bewoner’, de ‘ik’, van zo’n ondervindingenwolk, is het zaak de eigen gebruiksaanwijzing vroeg of laat te ontwaren.  Een echt mens is verre van rationeel. De miljarden gesprekken die dagelijks wereldwijd gevoerd worden draaien maar ten dele om de semantiek. De uitwisseling en afwisseling van klanken is daarbij van veel groter belang dan vaak gedacht wordt. Klank en gebaren zijn niet alleen aspecten voor op het toneel. Zij beroeren ons onophoudelijk in het dagelijks bestaan en vrijwel ieder mens is verregaand bedreven in het ‘lezen’ van de  multizintuigelijke signalen die onze communicatie dragen. De mens is wel “the symbolic species’ genoemd maar ons lichaamsintellect is nogal wat breder dan de semantiek. Gevoelig als we zijn voor klank en ritme huist in ieder van ons een muzikant, een klankenduider.

Kijk naar de drukte en bewegelijkheid van kinderen. Zij razen de hele dag door; druk bezig om zich het lichaam, hún lichaam eigen te maken. Lichaam en geest te verknopen. Volgens mij hebben we daar een heel leven voor en kan ouder worden, cq langer leven door een samengaan van aanpassen en inzicht-verwerven als een weldaad uitpakken. Welbevinden is dan evengoed lichamelijk geluk als mentaal evenwicht. Lekker je eigen lijf almaar beter bewonen.  Nu eens moet de ondergrond, de achtergrond of de perceptie, dan weer moet de belichting worden aangepast. Maar wie lichaam en geest loskoppelt zal er nooit veel van gaan begrijpen. Wie ze als geheel beschouwt heeft ook zo maar geen antwoord maar blijft met de minst onjuiste vragen achter en ja, veel meer dan dat kan denkend leven niet opleveren. Een veld waar dit allemaal wondergoed begrepen en zo’n 85 miljoen keer per jaar wordt toegepast is de autoindustrie. Daar moet men de klant telkens weer uit z’n vorige auto lokken in een nieuwe. Dat spel heet ook wel ” kruip in de huid van….”. Bureaucratiën kunnen daar nog wat leren. Het succes in de horeca staat of valt met inzicht in de eerste persoon enkelvoud.

En niets staat stil. Werkelijkheid bestaat (opgepast: metafoor !) in vele films tegelijk en is zeker geen foto, still of plattegrond, zoals mensen zo graag zouden willen. De humane werkelijkheid is alleen nú aanraakbaar en al de rest is duiding of planning, communicatie, verwijzing, theorie. Zowel verleden als toekomst zijn slechts in woorden te representeren. Maar ook mbt de momentane actualiteit geldt dat onze beschouwing niet een willoos gevolg is van zintuigelijke waarneming. Het hier en nu is weliswaar zintuigelijk te ondergaan, maar ook rechtstreekse waarneming valt in handen van beeldvorming en perceptie, gedreven door de zucht tot zelfhandhaving. Niemand beleeft zijn omgeving als een onbeschreven blad. De enkeling die ieder van ons onvermijdelijk is, probeert noest “chocola” te maken van de samenkomst van wat hij waarneemt en innerlijk be-leeft. Ieder bemant de centrale post, de meldkamer, controlekamer van de eigen ik teneinde de buiten- en onze binnenwereld in overeenstemming te houden. Dat is hard werken.

Zenuwlijder.

Het sensorium. De mens als signaal-ontvanger en zender, processor, trommelaar en trommelvel, een wolk vervuld van wervelende bevindingen. Een complex van interpretaties, affecties, strevingen die behalve voor de betekenis van woorden evenzeer gevoelig is voor zoveel andere signalen die hem bereiken van buitenaf en van binnenuit: de toonwisseling, de toonhoogte, de oogopslag, geur, lichaamstaal, tast, andere multizintuigelijke zindering en interpretaties die versterkt tot ondervindingen leiden. Doorgaans in de ‘sleutel’ van ‘zelfzuchtige genen’. Genen waarvan inmiddels vermoed wordt dat die aangestuurd/ ontstaan zijn in reactie op het bacteriële leven in en om ons lichaam. Alles aangevuld met herinnering, bedoeling, belangen, et cetera en geobsedeerd door de noodzaak tot zelfrechtvaardiging. Het lichaam ook als eigenstandige kenbron van bevinding zoals door dansen en geluiden bij dieren en zogenaamde primitieve volken. De mens maakt heel veel geluiden en geluidsvariaties die lang niet allemaal de strekking hebben te verwijzen naar woordenboeken of etymologie. Veel meer dan vaak gedacht wordt ‘lezen’ we andermans sensorium zoals ook dieren dat almaar doen. Woorden kennen veel meer mist dan gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. De enkeling als zelfhandhavende gemoedsturbulentie. Vol besef dat heen en weer gaat over schotsen van bewustzijn:  “ben ik ? ben ik ik ?, want kan ik denken ? wat kan ik doen ? wat kan ik zijn? Zijn ?”

Taal is niet alleen verwijzing of boodschap. Het is ook expressie, klank, hoog, laag, veranderend, knetterend, gierend, gonzend, bonkend. Een soldaat op een slagveld ondergaat een geheel ander klanklandschap dan de kerkganger of de kloosterling. Die laatsten verblijven op een soort kermis waar protocollen tot in der eeuwigheid herhaald worden en waar de vaak lijzige klanken op geheel eigen wijze mesmeriseren. De devote inborst wordt verklankt en de beleving daarvan is veel ruimer dan de teksten teweeg vermogen te brengen en zo is ook die soldaat van daarnet door wat meer bevangen dan alleen vaderlandstrouw. Zintuigen en al wat verder in het zenuwstelsel omgaat, verschaffen nogal wat meer input dan alleen de semantische codes waar wij als ‘symbolic species’ zo sterk op gericht zijn. Taal is een fraai symbolenstelsel met een urgent geluidenregister maar er is zoveel meer infouitwisseling tussen mensen mogelijk. Taal, geschreven taal voorop, is ook reductie, expressiearmoede en veelduidigheid.

Ik, de eerste persoon enkelvoud. Het primaire dashboard. Taal als klankpalet. Homeground ook van de muze.

Zie het zo : de wolk die jou vormt, het geheel van zenuwstelsel, zintuigen en hersens, bestaat in en wordt aangestuurd door tast-, geluids-, licht- en andere signalen van buitenaf en van binnenuit. Geuren, herinneringen, noden, driften, affecties zetten zich voort in ons sensorium waar bioneurale micro-elektra en nogal wat chemie uiteindelijk de psychosomatische cloud ‘een mens’ vormen. Die actieve wolk verwerkt onafgebroken een massa prikkels uit heden, verleden en ook uit de veronderstelde toekomst en vormt zo een gemoedstoestand, een gebundeld besef met overleven en voortplanten als primaire opdracht. En, leuk dat we kunnen abstraheren maar oh boy, dat kan álle kanten op gaan. Stimuli van binnenuit en van buitenaf. Ieder in zijn eigen ‘ladingstoestand’. De eerste persoon enkelvoud, de epe. Die “seat of sensation” is geen abstractie, valt niet samen in een punt maar vormt een ruimtelijke samenstand, een wolkje neurale alertheid. Een zelfhandhavend geheel. Deze noemer, de kleinste gemene deler in de breuk samenleving, de molecuul “mens” wordt erkend en beschermd in de universele verklaring van de rechten van de mens, de UVRM. En primair is het die enkeling die te doorgronden is en alleen voor en door die enkeling is een enorme vocabulaire ontwikkeld. De grondslag voor alle geesteswetenschappen dient te liggen in de perceptie van zo’n enkeling op een zeker moment. Dat is het meest waar-achtig en toegankelijk voor anderen. Telkens moet (ook) geredeneerd worden vanuit dat personalicum en niet gemakkelijk vanuit ‘helicopters’ zoals in de sociologische beschouwing die door wetenschappers, beleidsmakers en publicisten klakkeloos is overgenomen met als kwalijk gevolg dat groepen metaforisch als dragers van emoties, plannenmakers etc worden beschouwd (“Fransen zijn woedend” Whoeaht ? zeg ik dan). Maar wie de enkeling in zijn momentaanheid, gebonden aan een zeker tijdstip, ‘gezeten’ achter zijn dashboard, ongemerkt verlaat is niet meer in staat om geldig over de mens te redeneren. “De wijk Feyenoord” is een geografische entiteit maar kan nooit iets menselijks representeren, vreugde voelen, boos zijn. Onzin.De mens is niet globaal te bespreken. Wat met suikerbieten, rabarber of Renaults Twingo straffeloos kan gebeuren, maakt het redeneren over de mens ongeldig. Er zal telkens ruimte moeten zijn om ieder mens apart te laten figureren. Alles zo concreet mogelijk. Die positie is de primaire maat voor taalgebruik en dan niet náár een mens kijkend (het individu) maar vanuit zo’n enkeling waar-nemend (de eerste persoon enkelvoud). Die seat of sensation is de primaire smederij van onze taal en men mag van mij praten wat men wil maar wie dit vergeet, betreedt al gauw ongemerkt de eigen sprookjes.

Alleen die concrete enkeling is hier de moeite van alle aandacht waard. Alle andere focus, clubs, groepen, naties, districten, continenten, vormen abstracties die hun relevantie slechts ontlenen aan de enkeling in zijn moment en doe wordt veel te gemakkelijk vergeten. Zorgvuldig taalgebruik is hier geboden. Wie de echte levende ademende mens, mijn enkeling in zijn seat of sensation en in zijn voorlopigheid niet steevast als uitgangspunt neemt in het denken over al hetgeen de mens betreft, kan onmogelijk tot geldige uitspraken komen. Hij broddele voort voor eigen rekening en risico maar zijn conclusies verdienen geen gehoor. De sociologische view (driftig kwantificerend vanuit ‘een vliegtuig’) levert veel opwindend narratief maar struikelt al te vaak over de eigen statisticiteit. Wie niet vanuit de enkelvoudige menselijk perceptie redeneert, fietst lucht zoals ik niet moe zal worden te beweren.

Zo mag ik aan het artikel in mijn dagblad waarin een zogenaamde relevante denker wordt geciteerd met de tekst “Frankrijk is depressief” voorbij gaan omdat depressiviteit geen andere dan een eigenschap van een individu kan zijn en wie dat niet respecteert, schrijft romans, is literair of voor de amusementsindustrie aan het werk, wekt wellicht ooit de aandacht van Walt Disneymanagers, maar verdient geen verdere bespreking dan als illustratie van deze grootschalig gemaakte taal-en denkfout. Het is veeleer een publicistentruc. Wie het lemma ‘depressief’ toedicht aan een natie, is een fantast en al gauw een hitser. Propaganda bedient zich van deze techniek. Zoiets is publicistengedrag en daar gaat de wereld al lang en almaar meer gebukt onder. Het is metaforische kolder om een groep eigenschappen van een enkeling toe te dichten. Er zijn precies zoveel percepties als dat er mensen zijn. De schaal van de enkeling is de maat voor alle beschouwing in de humaniora. Het enige geldige ijkpunt, de eerste persoon enkelvoud.

Maak een reis door je lijf, oefen in ondervinding, beleef een knie, een bil, een pink, je nekhaar, denk aan je oma, aan een treinreis, aan je vierde verjaardag, een ijsje, je beste vriendin. Of aan afwassen. Yoga en Tai-chi hebben de autonomie van deze wolk, van dit heelalletje als hun aangrijpingspunt en in minder bewuste mate doet gymnastiek dat ook en voegt sport daar nog de verbinding door competitie als doelstelling aan toe zoals ballet een greep doet naar iets esthetisch. Wie je bent ligt vast in dat sensorium, in die ikwolk. Hersenen zitten door heel je lijf. Dankzij het zenuwstelsel hebben de hersens een pink en de pink hersens. Zo’n wolkje, die eerste persoon enkelvoud waarin ieder dan zogezegd is genesteld is ook de favoriete positie, de maatgevende focus, de ‘drivers seat’ van waaruit romans, films, soaps, games, commercials, supermaktlayouts,  tv á la John de Mol worden opgezet. Allemaal zijn ze bezig met/ vanuit die epe, die noemer. Hier ook is de verklaring van het placebo-effect te vinden. Het ego als echo-put. Een waarmaak-mechaniek. En terzijde zij opgemerkt dat het toch zo fijn zou zijn wanneer openbaar bestuur ooit nog eens zover komt om waarlijk en blijvend op die noemer te sturen en dat niet alleen in verkiezingstijd. Dan wordt vanzelf eindelijk afscheid genomen van ideologieën en de politieke partijen zoals die het lanschap bepalen. Elders betoog ik dat deze achterhaalde differentiatie ter zijde zal moeten alleen al om de bewoonbaarheid van de aarde tot bestuurlijk primaat te verheffen en zo ons verblijf hier op aarde nog wat te verlengen maar dit ter zijde.

Dit las ik ergens en het spreekt me aan:

“Geur : olfactorische receptoren (ongeveer 400 verschillende) op het membraam van neuronen in de neus die rechtsreeks zijn aangeloten op de hersenen. Veel van de werking is nog onduidelijk maar er is een reukgen OR7D4 (waarvan weer meerdere varianten bestaan) dat maar één molecuul kan opvangen : androstenon en steroïde waarvan het effect bij mensen niet vast staat (komt in zweet voor) maar bij varkens (zit in hun speeksel) is het de belangrijkste manier om sexueel geactiveerd te worden. Niet ieder mens kent geur op dezelfde wijze.”

Het voorgaande nog eens verwoord:

Niets is ons vertrouwder en geliefder dan de perceptie vanuit één mens, vanuit één persoonlijkheid en om te verleiden of te engageren wordt daar het gemakkelijkst bij aangeknoopt. Wie een film, opera of toneel bekijkt neemt doorgaans deel via identificatie met één van de acteurs. Even achter een ander dashboard, als in een simulator. Dit lijkt mij ons muzische deel, waar logica de tweede viool speelt. Communicatieprofessionals weten daar nog veel meer van al heb ik hun bedoelingen doorgaans niet hoog op. En onderschat romanschrijvers niet. Onder omstandigheden kun je ons mensen wel eens als een horde aanpakken maar voor enig begrip en de meest juiste aanpak is die gepersonaliseerde (muzische) benadering noodzakelijk favoriet. Zo meen ik. In de autoindustrie is al heel lang bon ton wat in de politiek maar niet wil doordringen. De enkeling is de maatgevende focus. Wie vanuit de ‘drivers seat’ denkt, pakt ons het gemakkelijkst in, weet ons het eerst te beroeren. De epe is ieders grondhouding. Wie van buitenaf naar alle facetten van zo’n persoon kijkt zal opmerken hoe intens typerend dat gehele beeld is voor juist die persoon. In oogopslag, houding van het hoofd, trekken in het gezicht, ademhaling en heel veel meer aan subtiliteiten is een wereld aan onderscheidingen te ontdekken. Een voelbare zindering in de manifestatie van de ander, zoals alleen die persoon dat heeft. Het is me maar enkele keren in mijn leven overkomen dat ik twee karakters tegenkwam die in essentie verregaande overeenkomsten hadden, maar tegelijk frappeerde die ervaringen mij en maakten duidelijk hoe breed het spectrum is waarover wij aan elkaar verschijnen. De waarnemer moet in zo’n geval daar dan ook weer oog voor hebben. De kijker en de bekekene moeten een zeker raffinement overeenkomstig heen. Zo meen ik.

Gezinsleven.

Nu een uitbreiding van het dashboard. De eerste persoon meervoud. Taal speelt hier een grotere rol en is in de eerste plaats verbindend, poëtisch, behagend, gesproken en getoonzet en komt verrijkt met gebaren, gezichten, toonhoogte en ingebed in een dragende omgeving op ons af. Het leven binnen “de voordeur” van ieders woning. Warm. Politieke keuzes zijn hier in beginsel ver weg en ‘links’ en ‘rechts’ en een mengelmoes aan lifestyles slapen op hetzelfde kussen. Er is weinig tl-licht. De koude, onpersoonlijke openbare ruimte is ver weg. Je kat, je kind, je partner, je eigenheid , het hol, de woon- en de slaapkamer waar jouw wil volkomen en doorslaggevend is en waar je bestaan geen rechtvaardiging behoeft. Hier wordt niet naar je ID gevraagd. Hier kun je je soeverein voelen. Je bent hier het alfa en omega, gekend, in staat, relevant en tegelijk kwetsbaar doordat voorkeuren zoals een lievelingskleur of andere keuzes die je personalicum vormen en je leven inrichten en die uiteindelijk niet te verantwoorden zijn. Kledingkeuze reken ik er toe evenals make-up in de ruime zin zodat ook auto’s en woninginrichting meedoen. De euforie ‘ik’ die ook de contacten met intimi, gezinsleden of andere “woonkamerdelers” omvat. Hier is ieder significant en kan smaak de doorslag geven. Hier zijn we allen persona grata. Per defintie.

Er wordt warmbloedige taal gesproken in een eigen huisstijl waarin feiten en logica bijzaak worden bij de omgang met elkaar. Spreektaal. In deze omgeving waarin wij in pyama kunnen gaan is een half woord genoeg en spreken ogen boekdelen. Hier voert men een eigen nomenclatuur. De omgang met elkaar tot viering en voortplanting en met het woord en de mond als instrument om onderling te verkeren. Hier zijn éérst mensen en dán wetten. (het eigen dialect is de voertaal). Het individu als maatgevende structuur en zijn aanspraak op zelfhandhaving geldt als vanzelfsprekendheid. Iedereen mag er zijn.

Alles binnen de voordeur, de schutsluis tussen privé en openbaar. Binnen die sluis, die praktisch gesproken doorgaans wordt gevormd door het halletje van de woning ( een verplichting uit de bouwverordening ), zijn we personen optima forma. Dat is de plek voor geluks-beleving en ontwikkeling. Hier ook worden winden en boeren gelaten en geldt het verbod van huisvredebreuk. De wereld binnen de voordeur is waar wij onszelf mogen vieren. De eerste persoon enkelvoud temidden van zijn intimi.

Ter zijde zij hier opgemerkt dat het een kenmerk van welgestelde of voorname lieden is om het personalicum, de wolk eigenheid rondom het eigen lichaam te vergroten. Echte rijke voorname lieden hebben vaak een enorme extensie rond het sensorium gebouwd. Grote tuin, sterke selectie naar geestverwantschap tot aan een hofhouding zodanig dat men ook in de openbaarheid omgeven is met eigenheid en de intimiteit van thuis om hen heen blijft als ze zich verplaatsen. Tot aan een complete hofhouding toe. De uiterste consequentie hiervan kan zijn dat de persoon in kwestie de buitenwereld niet meer ervaart doordat die wolk onafgebroken met hem mee beweegt. Tot in het eigen straalvliegtuig toe en in hotels waar per verdieping wordt gereserveerd of men neemt zoals Anwar Kadaffi zijn eigen tentencomplex mee.

De woonkamer, het nest van de enkeling is in beginsel vervuld van warmte en intimiteit. Een broedplaats met soms eigen (en zelfs wel onaangename) geuren.

Het publieke domein.

Onpersoonlijk. Ordenende taal. Onderscheidende taal. Denoterend. Logica. Prescriptief. Maatschappelijke wiskunde. Koud. Toonloos. Ondubbelzinnig. Linker hersenhelft. Neutraal. Le contrat social. Eérst wetten, dán mensen. Institutioneel. Het publieke domein waar neutraliteit ruimte voor allen moet bieden.

Hier, buiten wat ik elders de voordeur noem, heerst liefst en in de eerste plaats neutraliteit met geweldloosheid als maatgevende bedoeling. Hier doet niemand er in het bijzonder toe. Veiligheid en geweldloosheid zijn hier primair. Er is veel helder tl-verlichting. Camera’s voor mijn part. In de sfeer van de staatstaal zijn er eerst wetten en dan mensen en is veiligheid de primaire taak van de overheid die het monopolie heeft op geweldstoepassing volgens vooraf vastgelegde regels en die veiligheid legitimeert de staat. Veiligheid en geweldloosheid verschaft de staat haar soevereiniteit. Elders zal ik nog betogen dat includerend handelen eveneens een voorwaarde is die aan de staat mag worden opgelegd. Maar vrede en veiligheid zijn de primaire staatsbesognes. Ooit kwamen individuen bij elkaar (uit hun tenten, kampenten of woonkamers) om de rust te bevorderen, te vestigen. Om er in te voorzien dat het leven thuis zijn beloop zou kunnen hebben. En nog altijd geldt dat de gang van zaken binnen de woonkamer dé eenheid op de rolmaat van de overheid moet zijn. De focus van de overheid is ieders privé- bestaan. En dan gaat het om wat meer dan het bevorderen van handel en industrie.

De verbindende taal en het intieme gedrag van thuis ontmoet in de openbaarheid een geheel andere taaltoepassing, de staatstaal gevormd vanuit de bestuurders, de hoeders, de priesters, de politiek. Hetzelfde lego, hetzelfde symbolen- en geluidenpakket met een volstrekt ander doel. Kun je er binnen de voordeur lustig op lospraten en spelen met betekenis, daarbuiten ligt dat anders. in het openbare domein bepaalt de ander wat je zegt met je woorden. Desnoods doet een rechter dat voor je. Daar wordt betekenis aan je toegerekend en is jouw wil bijzaak. In de rechtsvinding is de wils lang geleden verlaten. (Jan van Dunné leerde ons : “waar en wil is, moet die weg”). Framen, spinnen, manipuleren. Buiten de schutsluis van het persoonlijk domein moet je op je woorden passen. Hier ben je niet zo maar persona grata. Het inzicht in wat hier gaande is, de communicatietechniek genereert meer macht, meer grip dan welke militaire eenheid ook. Sluipenderwijs. Als een stealthtechniek sturend op de schaduwwerking van woorden. De kernfusie die woordgebruik teweeg brengt maakt en breekt samenlevingen. Denk aan de greep naar de macht door Mozes met zijn sten tafelen. Goed verzonnen toch. Hij redde zijn volk.

Maar sinds die mozestruc is het hek van de dam en hebben almaar meer machtshebbers religie ontdekt en aangewend als het ideale gereedschap om individuen te besturen via de politieagent die religie onze eerste persoon enkelvoud inbouwt. De brutaalsten voegden kerk en staat samen en iemand (Lodewijk XIV ?) zei zelfs : L’état cést moi !” In wat dezer dagen gepresenteerd en bedoeld wordt als representatieve democratie is naar de letter, de denotatie, het knechten, de horigheid afgeschaft maar in de connotatie, de schaduw, de implicaties van regelgeving, onder het tapijt en in de mouwen van bestuurders krioelen de garanties voor belangenbehartiging van pressiegroepen. Hier tiert de corporatie welig en daar faalt de overheid ernstig. Voor wie niet wakker is, wordt taal en tekst al spoedig een fopspeen of zelfs een boobytrap. Woorden bespelen het snaarinstrument mens van velerlei kanten. Op straat is het niet pluis. Let op je woorden. Ik schrijf daarover in ‘vrijheid als verpakking’.

(Kunst brengt wel eens connoterende taal in het neutrale domein en dan mag die kunstenaar zijn subjectiviteit in den brede laten gelden, zoals in kledingmode. Dan komen kleuren en geuren uit een toonaangevend personalicum de neutraliteit binnen. Romantiek en Nationalisme smeedden zo hordes aaneen. Religie wordt hier ook al snel geannexeerd door machtzoekers die het gemunt hebben op volgzaamheid van gelovigen. Maar geloof (niet de bestudering ervan) is muzisch en niet logisch van aard)

2. Het woord als toverbal en klankbouwsel, verbindend en onderscheidend.

Kabaalmaker is de mens vanaf de geboorte en wie zojuist geboren niet krijst, jankt of kermt, krijgt een klap op zijn kont om op gang te komen. Zo’n baby wordt dan desnoods ‘gestart’, aangeduwd, alleeh !, hortsik !! Geen idee of de vroege mens eerst loeide, blaatte of balkte maar uiteindelijk kwamen de woorden, de meerduidigheden en ook de vraag of logica echt veel meer is dan wensdenken.

Taal, in woorden en zinnen is drager van betekenis die mede wordt gevormd door toon, dictie, decorum, ondertoon, intensies, bedoelde en bijkomstige effecten zoals dat in poëzie en zang ten volle naar voren komt. Intonatie speelt een eigen rol in het gesproken woord maar ook voor wie leest is de klank van een woord en de melodie van een zin van belang. De (stille) lezer kan zich klank verbeelden. Zo meen ik. Geschreven tekst is ook tonale partituur, verklanking. En in con-versaties draagt de oogopslag naast minmale toonwendingen en overige lichaamsvibraties het nodige bij aan de finale boodschap. Mime en ballet zijn aan de woorden voorbij en in opera is de plot vaak niet meer dan een platitude. Op het klinkend en ontvangend drumstel ‘mens’ slaan velerlei trillingen in en ook worden velerlei frequenties uitgezonden. Zo beschouwd is de mens vooral zijn eigen kippevel, een kolkende kermis van neurale activiteit met een naam en een burgerservicenummer. Een klankkast vol verbeelding en overlevingsdrift.

Aan frequentiecomplexen kunnen betekenisladingen worden toegekend. Associaties spelen hier een rol en muzikaliteit als betekenisclustering is nooit ver weg. Het woordenboek is poortwachter maar is uiteindelijk zo lijdzaam als het kadaster. Eerst mensen dán regels zo betoog ik almaar weer. Zingeving is niet alleen noodzaak om vervullend te leven maar de mens legt desnoods betekenis op aan blanco fenomenen en is aldus vaak meer projector dan camera. Ordeloze blakte is de verschijningsvorm van de dood en leven onderscheidt zich daarvan door noodzakelijke tendensieusiteit. Het leven is de uitzondering op de dood die default is. Materie met niet meer dan planetaire samenhang noem ik dood. Aldus is ook de aarde een levend wezen, dat in enkele honderden miljoenen jaren de huid binnenste buiten draait.

Taal in verhalen heeft een verborgen dirigent in de sturing van de auteur. Die mag ongemerkt de juiste vibraties scheppen en overtuigen door consistentie en coherentie. Regeren door gehoorzamen. Geloofwaardigheid door het opkomen van vragen vóór te zijn. En in de kunst heerst vrijheid jegens zingeving en wordt de zorg om consistentie en coherentie moeiteloos losgelaten. Om desnoods tot verassing van de kunstenaar zelf alsnog tot betekenis te komen, ook al verneemt hij die dan soms van derden. Zingeving als spel, als voortgaande oefening. Van krijtstreeppak naar pyama is ook maar een kleine stap. De manifestatie schept zijn eigen urgentie, de eigen reden tot zijn. Muze als het hoogst haalbare. Van zooi tot vlijmscherpe boodschappen. Tussen alles en niets. (Zoals kunst en beroemdheid (en by the way, goden) voortkomen uit de behoefte van het publiek en niet primair uit de eminentie van de beroemdheden in kwestie.) Het spel van ongehoord- en ongehoorzaamheid. Tot aan of iets over de grenzen van het bevattelijke. Het gebied ver van ons bed. Hoewel. Wie zijn ogen sluit ziet alles wat hij wil.

Denk aan wachtkamergesprekken of wat aan de orde komt bij treinvertraging of in werkkeet van uitgeregende hoveniers en bouwvakkers. Betekenis is situatie- en interessegebonden en na verloop van zeg 300 jaar hebben woorden een gewijzigde lading. Het getij is dan verlopen. Zo is dialect onafgebroken in handen van vindingrijke taalsmeden in fijnzinnige subculterele processen. Een smeltkroes van persoonlijkheden en gemeenschappen waarvan de regels niet eventjes gedownload kunnen worden. En ondertussen wisselt álles. Woorden- en wettenboeken ontstaan in het kielzog van de driftende mens. Er zijn eerst mensen en dán regels zo word ik niet moe te betogen. Er is ook veel behoefte aan wiskunde en religie in het kolkend bestaan. Er klinkt een schreeuw om duidelijkheid over de aarde. Wie er in slaagt iets te geloven, komt wat gemakkelijker tot rust, zo lijkt het. Anomie is de levende dood.

Communicatie als industrie. De handel in connotatie, in schaduw.

Persoonlijke verbanden. Contacttaal. Verzustering.
Taal, woordgebruik vindt plaats binnen sferen, in subculturele wolken en is gekaderd door voorspel, omgeving en doel en meer van dat. Zoals in de vooropgezetheid van een vriendenkring, die naar elkaar toe praat, con-verseert, waar men eigen standpunten stilletjes het zwijgen oplegt omwille van cohesie en innigheid en waar logica het nogal eens moet ontgelden. Het gaat hier over ont-moeten, con-verseren, overeen stemmen van persoonlijkheden, ontremmen, emoties zoeken en delen. Liederlijk samen komen. Dans, muziek en meer buitentalige omgang zijn dan niet ver weg. De mens op zoek naar deelbare warmte, naar innigheid en verbinding. Er is heel veel meer communicatie dan alleen door taal. Intieme taal is veelal gesproken taal en is voorzien van toon, van een zindering die verloopt via de gevoelswaarde van de woorden en hun klank. Onmisbare bijwerkingen. Zo beleven we de ondertoon, de connotatie, het aura van een woord. Taal als een zalf, als drager van emoties. Le mot passionele. Woorden ook als disposables, eenvoudig vervangbaar en tijd en plaats gebonden. Niet de woorden maar hun verbindende uitwerking, warmte, compassie, naastenliefde sui generis vormt de essentie, de aanleiding tot woordgebruik. Convergerende kracht. Al dan niet met een veelzeggende blik in het oog, het gelaat en daaromheen, de make up, de kleding, ambiance. Alles draagt bij aan het vuur ‘ik’. ‘Wij’ eeuwig op de vlucht voor eenzaamheid. Met een doel binnen de relatie, door de relatie. Verbroedering. De strijd tegen eenzaamheid is vol-continu en houdt aan van de wieg tot het graf. Dat doel heiligt alle middelen. Een revolutie die slaagt is wettig.

Neutrale verbanden. Contracttaal.

Bureaucratie is een nauwgezet woordenbouwwerk dat gisteren hetzelfde moet doen als morgen. Instituties bedienen zich daartoe van de denotatie van het woord. Alles is gericht op eenduidigheid, ordening en het reguleren van het grote en kleine samenleven. Met neutraliteit als troef en vrede en veiligheid als allerhoogste en allereerste noodzaak. Bureaucratie behoeft vaste definities en onpersoonlijke samenhang en ‘zonder aanzien des persoons’ is zelfs een voorwaarde voor de juiste werking. Met het geschreven woord als bouwsteen en coherentie als voorwaarde. Nu de wereldgemeenschap in en door taal bestaat is eenduidig woordgebruik van vitaal belang om tot ordening te komen. Vermoedelijk gaat de mensheid ten lange leste die kant wel op maar vooralsnog is bloed de inkt van de macht en zijn alle landsgrenzen in bloedstromen geschreven.

Taalgevaar.

Beide taalsferen, privé-persoonlijk en publiek-neutraal-openbaar, gebruiken dezelfde woordenschat, dezelfde vocabulaire en die speelruimte vormt de niche van communicatietechniek. Zo vestigt connotatie, gevoelswaarde van woorden zich, net als geursensaties sneller en onbewuster in de menselijke ondervinding. Het glipt langs of door de prefrontale cortex en vormt een machtsmiddel om mensen te robotiseren. Dat kan ten goede of ten kwade worden aangewend en wie samenlevingen een tijdlang beschouwt kan vaststellen dat de inzichten in en de bewustheid van deze mogelijkheden met taal samen met lobbyen op alle denkbare bestuurlijke niveaus de kiezer het nakijken geeft waar het gaat om de ware beslissingsmacht. Wereldwijd zijn spinspecialisten kind aan huis bij bestuurders en machthebbers en Machiavelli is bij dit soort consultants nooit ver weg. De implementatie van inzichten uit communicatiewetenschap vinden doorgaans heimelijk plaats. Wie dit spel beheerst heeft de wereld aan zijn voeten. Dit taalspel is evenals religie een gereedschap om achter een façade van democratie volkeren te mennen. Robotiseringstooltjes uit de gereedschapskist van de communicatietechniek knechten mensen zowel in hun hoedanigheid van burger als die van consument. Veel publicisten produceren sinds enkele decennia alarmistische berichten over het uit handen geven van de macht aan internet en ict-bedrijven maar ook zonder dat beetje techniek was de burger/kiezer al lang daarvoor buitenspel gezet. Internet brengt slechts meer van hetzelfde.

Propaganda en facadisme gaan hand in hand.

Mensen behoeven bescherming tegen het offensief corporatisme dat zich eerder dan welk bestuur ook op wereldschaal heeft gevestigd en ook het predikaat democratie is inmiddels weinig meer dan een affiche, een hoerawoord. De dubbele tong spreekt in connotatie en denotatie. Het woord en zijn schaduw. Waar religie het verlichtingslicht domweg uit doet, manipuleert hedendaagse communicatiewetenschap met de schaduwwerking van onze taal, met selectieve gestuurde belichting.  En passant en niet per ongeluk vloeien bestuur en bedrijfsleven samen achter een taalfacade die onderscheid tussen beide blijft suggereren. Hoe taalmanipulatie een politieagent inbouwt bij mensen en hoe zij dit zichzelf aandoen door onbewust door connotaties aangestuurd tot een perceptie te komen. Hoe mensen in te pakken zijn door rechtstreeks te mikken op de gevoelige snaren in hun stelsel en om de filterende werking van de prefrontale cortex door taalspel te omzeilen. Zoiets is mogelijk door de autonomie van het sensorium dat altijd breed openstaat voor sensaties/ trillingen in de omgeving. Voor diepe verlangde duiding en betekenis. De mens is vervuld van zinzucht. En zo wordt men, de wil omzeilend, tot keuzes gebracht. De besturing wordt sluipenderwijs overgenomen, terwijl de gesprekken, de wetten en het politieke discours wordt voortgezet in denoterende taal, sturen leiders op de uitkomsten van connotaties. Uiteindelijk is een volk, een groep overgeleverd aan de intenties van haar leiders doordat de werking en toepassing van connotaties onvermijdelijk is. Maar om de burger zin vingertje in de pap terug te geven, zou het nodig zijn om een kolossaal lobby-orgaan op pad te sturen dat op alle bestuurlijke niveau’s het oorspronkelijke kiezersbelang behartigt, want daarvan is aan bestuurstafels veel te weinig terug te vinden.

Het one-bloodadagium is zo’n poging om een groep een samenhang te geven die gewoonlijk slechts binnen een individu of familie voorkomt. Zoiets bedoelt een saamhorigheid te framen die feitelijk onmogelijk is. Heel veel gemoedstoestanden, trillingssamenstanden binnen het individu zijn ondenkbaar in een veelvoud van mensen maar worden niettemin en welbewust gehanteerd om percepties te vestigen, de leiding naar zich toe te spelen en beslissingen te nemen. De mens wordt over hele breedte van het sensoriële spectrum aangesproken terwijl gespeeld wordt alsof het om de wetten, verdragen en al wat zo keurig verwoord is gaat. Wie neemt het dashboard van al die epe’s, van die enkelingen, over ? De snel groeiende databanken die wereldwijd ieder van ons ragfijn in kaart brengen, dragen daar inmiddels groots aan bij. Maar doordat de jager-verzamelaar al millennia een onveranderde blauwdruk heeft, zal de uitkomst van die databanken grotendeels oud nieuws vormen.  Ik schrijf dat wat over in ” Aan mezelf ken ik de ander”. De burger-consument staat weerloos tegenover al dit geweld. Journalistiek heeft hier in het bijzonder een rol maar ik kom weinig of geen alertheid tegen die deze kolossale machinatie voldoende bloot legt. Journalisten zouden de dijkbewakers moeten zijn maar velen raken verstrikt in het publicistenverdienmodel van essays produceren, boeken uitgeven en gevierd rondtrekkend lezingen geven. Ik mis de radicale analyses die aansluiten bij hetgeen ik hiervoor heb aangedragen. Het front dat zich tot en tegen de burger richt is vele malen breder dan hetgeen gecodificeerd staat. De kwetsbare enkeling is zich van deze asymmetrie niet bewust. Denk ik.

Nog een keer.
Kan een land boos zijn ? Kan een provincie, een voetbalclub, de oeigoeren of een provincie schrikken ? Of gemeen zijn ? Verontwaardigd ? Bang ? Nee zoiets is kolder maar niettemin leunt taalgebruik in politiek, journalistiek en commercie op de connotaties van die woorden en op de veronderstelling dat groepen mensen eigenschappen hebben die slechts in de termen van de enkelingenondervinding betekenis hebben. Zo’n misstap in het denken komt voort uit gemakzucht, slordigheid, slechtigheid, de neiging tot competitie of de noodzaak tot roedelvorming of wat ook. Burgers/ consumenten laten zich aldus knollen voor citroenen verkopen. Propaganda drijft op ’s mensen zucht naar narratieven, naar romantiek. Voor publieke zaken is denoterende, logische taal de enig juiste en bureaucratie is alleen legitiem zolang de gedepersonaliseerde burger haar maatstaf is, maar dat vereist bewustheid van jargon. Een redevoering mag/ moet wel eens heroische gevoelens berijden maar staatszaken verwoord in emotaal leidt tot spraakverwarring. Dat vraagt om een bijsluiter. Ik verwijs niet vaak en niet graag maar de Mandevilleparadox is een leuk voorbeeld van overenigbaarheid van epe- en samenlevingsperspectief. Een volk bestaat niet, Nederlanderschap is een kolderiek begrip in zoverre dat dat vanuit een epe gezegd en gedacht mag worden maar wel in het besef dat het slechts metaforisch is met de enkeling als bron van de betekenis van de gebruikte woorden. Romantiek/ muze duwt ons tijdens het denken uit de rails. We gaan zaken kloppend maken zoals in de wiskunde gebeurt. Dat leidt tot opwindend nieuws, prachtige verhalen, velerlei engagement, maar de gehanteerde teksten hebben de logica achter zich gelaten.  Helaas verzandt politiek en samenleven maar al te snel in een Grand Gala des Narratives gepromoot als een songfestival. Edward Bernays (1891-1995) kan als een apostel, een apologeet van deze techniek worden beschouwd.

Muze en logica laten zich niet goed mengen zoals poëzie dat daartussen een interface vormt, laat zien. Een kippeveltoespraak als van Martin Luther King is van een eeuwige schoonheid maar is muzisch en niet logisch. Woonkamertaal in de openbaarheid. Soul, ritme en niet te vergeten momentum. De kracht ervan is niet te evenaren met de “koude” van logica die ons niet overrompelt en niet uitnodigt tot identificatie. Zo kan een serie goede toespraken een gehele grondwet doen kantelen waarna een revolutie die slaagt vanzelf wettig wordt precies zoals nieuwe mode zichzelf niet uitlegt maar oplegt. Reputatiemanagers weten daar alles van maar van bureaucratie verwacht ik dat zij daar verre van blijft en ook de journalistiek zou zich moeten onthouden van het bespelen van de onderbuik. De keuze voor een volksregering die delibererend tot besluiten en regels komt is een rationele keuze. Alleen langs verstandelijke weg kunnen we blijven beseffen dat er geen duurzamer route naar redelijkheid voor allen is en daarbij moet veel tijd- en energieverspilling voor lief genomen worden.

Zonder de mens, die talige zelfbegoochelaar in zijn drivers seat, is er niet alleen geen god maar ook geen werkelijkheid. Lijkt mij.

Zierikzee, december 2009