Babbelonië : een bestuurdersperspectief of wegwezen uit de regiekamer.
Kort na WOII draaide de democratie in Nederland in zekere zin op zijn best. De bevolking was al vertrouwd met een rechtsstatelijke samenleving ook al verloor de huwende vrouw tot 1956 haar handelingsbekwaamheid, maar zelfs de onvolprezen Thorbecke stond weinig meer voor ogen dan censuskiesrecht. De democratie en haar bureaucratie vormen werk in uitvoering. Burgers verlangden hartstochtelijk terug naar de betrekkelijk beschaafde rust van voor de allesomvattende ontreddering die WOII teweeg gebracht had. De welwillendheid van bestuurden en bestuur was groot en allen hadden hetzelfde voor ogen. Onverschillig of er een koningin, een minister-president, een vakbondsman of een burger aan het woord was. De noden waren groot en duidelijk en men wist waar het heen moest. Het volk dacht mee en deed dat al dan niet bewust vanuit het bestuurdersperspectief. Het grote plaatje van het algemeen belang waarin geldt “één voor allen, allen voor één” was maatgevend. ’Nooit meer oorlog’, weg uit dat wantij was ieders adagium maar deze bundelende kracht lijkt uitgewerkt. Dat vrede iedere dag opnieuw de belangrijkste opbrengst van de rechtsstaat is, wordt nauwelijks meer beseft. Een zelfde miskenning geldt voor betrouwbaar drinkwater. Er is geen oog meer voor en dat brengt oude gevaren weer dichterbij.
Die bestuurdersperceptie is een vereiste. In gedachte hooverend over de gemeenschap en tegelijk rekening houdend met iedereen en aldus uitvoering en invulling gevend aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Unversele Verklaring van de Rechten van Mens met als primair doel om tot een includerend bestuur te komen. Niemand uitgezonderd. Ook de onwilligen en onkundigen niet. Dat vergt iets van bestuurders en van hen die politiek aktief zijn. Een soort ultra-empathie. Wie niet includerend te werk gaat, kán niet met een juist resultaat te berde komen. Per definitie niet. Edelmoed, prudentia, een soort bestuurlijke goede trouw die vroeger gemakshalve bij notabelen werd gezocht maar daar lang niet altijd werd gevonden. Vrede, veiligheid, een menswaardig bestaan voor allen en dat alles vreedzaam bestaand tussen andere naties. In de controlekamer van de democratie zijn zeer vele monitors tegelijk van belang. De vergelijking met facet-ogen zoals van insecten dringt zich op.
In het ideale geval hanteert de kiezer, die zijn stem uitbrengt dezelfde perceptie als de bestuurders en politici, kijkt deze op dezelfde monitors. Zoals de zojuist overleden Ruud Lubbers zijn verklaringen vaak begon met “ Alles afwegend…..”. Degene die vanuit zo’n bestuurdersperceptie zijn stem uitbrengt is mijn ideale kiezer. Men kijkt naar dezelfde monitors, beschouwt hetzelfde werkveld, maar noodzakelijk is die overeenstemming niet. Kiezersattitudes zijn er vele: van ‘wat je altijd stemde’ tot ‘die heeft een leuk gezicht’ of één goed tv-optreden en daar is de kiezer volkomen vrij in. Ook de stem die geblinddoekt wordt uitgebracht is geldig. Die stemmen vormen de primaire soevereiniteit. Maar voor politici en bestuurders geldt dat wat mij betreft niet. Wie aan het openbaar bestuur wil deelnemen is gehouden het juiste perspectief, de juiste monitors te hanteren; het zicht vanaf de brug, de verkeerstoren of wat ook, maar rekening houdend met iedereen ‘aan boord’. Het algemeen belang dient zich hier aan, een abstract maar cruciaal begrip voor overheden en ambtenaren.
Daarentegen zie ik al enkele decennia lang hoe door mensen, burgers en ook politici en bestuurders al te graag en in toenemende mate die bestuurdersperceptie wordt verlaten. En dat gebeurt vaak welbewust en met bedoelingen die ik hier aan de kaak stel. De knowhow waar deze perspectiefwissel is ontwikkeld en verfijnd en wordt verkocht heet communicatietechniek. Wie mensen wil aanspreken en meekrijgen, verplaatst zich in hun ‘stoel’. Beperk je tot het kleine beeld, de kleine schaal waarop de enkeling in beginsel denkt. Verplaats je in zijn woonkamer en snijd je teksten toe op dat éénpersoonspalet. Dat pakt. Dat pakt in. Dat brengt gewin. Maar dat is kiezerswerven op zijn foutst. Wie de verkeerstoren verlaat, niet langer focust op dat algemeen belang, heeft wat mij betreft niets meer te vertellen. Toch is dit het huidige politieke verdienmodel bij uitstek; redeneren vanuit de enkeling. Politici trekken de woonkamers in, waar mensen en hun gevoelens verblijven, waar emoties relevanter zijn dan feiten en zij verlaten het grote beeld, die abstractie met al die monitoren. Daarmee wordt het voor even gemakkelijker praten. Applaus in de zaaltjes en de media is zo gauw verdiend. Maar kiezers voor zich winnen is vele malen gemakkelijker dan burgers juist bedienen.
Wie denkt voor wie ?
Besturen is juist het omzetten, het verlaten van al die éénpersoonsuitzichtjes, de exclusieve kijk, naar een openbare, algemene kijk, de includerende beschouwing *. Een ultracomplex spel, ook wel de kunst van het mogelijke genoemd. Politici moeten van mij wegblijven bij dat kleine beeld, weg ook bij casuïstiek. Die gepersonaliseerde kijk van waaruit ieder leeft is ongeschikt om tot openbaar bestuur te komen. De eerste persoon enkelvoud is een geëigend aangrijpingspunt voor romans, games, tv-soaps, indentificatie met sporthelden en ga zo maar door, maar zodra poilitici zich daarvan gaan bedienen, ben ik geneigd te fluiten voor ‘buiten spel’ en wordt het spel voor even stilgelegd ook als waarschuwing voor de anderen. Het is niet alleen het populisme dat zich bezondigt aan deze toepassing van wetten uit de communicatietechniek. Maar de methodes van reclamemakers, tv-producenten, spindoctors, romanschrijvers, gamedesigners en autoverkopers zijn ongeschikt en ongewenst voor openbaar bestuur en politici. Zodra zij het bestuurdersperspectief en hun focus reduceren tot dat van de enkeling verlaten zij hun functie en verkeren buiten spel. Daar moet voor gefloten worden. Zij verzaken dan de kern van hun functie want zij zijn ten alle tijde gebonden aan de grondslag van hun afvaardiging. Wie specifieke kiezers naar de mond praat, speelt buiten spel. Als ik dezer dagen het politiek bedrijf volg, lijkt deze voorwaarde van geen enkele belang maar wie niet bereid en in staat is om alle monitors tegelijk in de gaten te houden, wie te beroerd of te onkundig is om facetogen te hanteren, hoort niet in het bestuur thuis. Babbelonië is dan het gevolg. Ik wil daarvoor kunnen fluiten, het ‘spel’ stil leggen, de overtreder corrigeren en pas dan weer verder. In naam van de vrede, de primaire staatstaak.
Maar wat ik hier als overtreding beschrijf is in hoog tempo regel geworden en de fragmentatie die daar uit voortkomt, lijkt nauwelijks te stoppen. Juist spindoctors zouden dit kunnen voorkomen. Bij hen leeft op dit punt een hoog bewustzijn en kennis van image-building en reputatiereparatie maar zij werken voor de hoogste bieder en niet in het landsbelang. Includerend besturen verkoopt slecht in een partijpolitiek landschap waar de buitenspelval niet wordt gehanteerd en populisme, propaganda en uitsluitingsretoriek vrij spel krijgen. Wereldwijd lijden representatieve democratieën aan dit euvel. Er ontstaan hordes gevoed door platte propaganda waardoor oude tijden gaan herleven. Maar verhalen, narratieven, canons en heldendom mogen het leuk doen in toespraken en snelle interviews, het openbaar bestuur is geen Efteling. Het is monnikenwerk en vraagt toewijding in plaats van praatjes en verhalenmakers maar juist die nemen inmiddels de zaak over en dat spijt mij ten zeerste. Robin Hood hoort niet thuis in parlementen.
Rechtsstatelijk werk draait niet om het verdelen van opbrengst maar om het verdelen van tekort en dat verkoopt slecht en levert voornamelijk “leuke hondenbanen” op zoals een minister ooit zei. Coalities, compromissen met als hoogste staat dat ieder in gelijke mate ontevreden is, is het hoogst haalbare met als kolossale en collaterale winst vrede en veiligheid voor allen. Daar dient het op uit te draaien.
* algemeen geldend maken door het vooraf schriftelijk opstellen van wetgeving en beleid staat tegenover het personaliseren van die regels en dat beleid zoals rechters en uitvoerende ambtenaren dat doen.