Over de loze oorsprong van mode, kunst, religie, propaganda, de canon, geld/waarde, recht en moraal. Een anamnese van geweten.
Intro. Mode, moraal, kunst, religie, geld, recht, een canon, propaganda en evenzeer politiek vormen indringende facetten van het mens- en mensheid-zijn. Die fenomenen vermogen te vervullen en te verbinden maar kunnen evengoed virulente tegenstellingen in het menselijk domein teweeg brengen. Ik maak hierna aannemelijk dat de bekenning tot richtingen binnen die fenomenen vrijwillig en willekeurig tot stand komt hoewel betrokkenen juist verbeten en onvoorwaardelijk aan hun standpunt vasthouden. Zij hebben niet gekozen. Er was niets te kiezen. Het moet zó en niet anders. Die verbetenheid wordt nog massiever naarmate de onverplichtheid van het aangehangene evidenter is. Domineepraat staat er bol van. Hoe de mens zichzelf iets wijs maakt, zich iets inprent door de onbetwijfelbaarheid van hun standpunt als horizon achter iedere zin die men spreekt te suggereren. Het zijn ware workshops toneelspel en voor mij gelden ze als puur intens vermaak. Frans Breukelmans, Henk Poot, Henk Binnendijk op Youtube, ze fascineren me eindeloos als taalgoochelaars zoals ook in partijpolitiek de willekeur verbeten uit de in feite vrijblijvende voorkeuren gestampt wordt alsof denkbeelden gelijk bloedgroepen zijn. Intussen zie ik niets anders dan staaltjes zelfbegoocheling waarmee de mens zichzelf al milennia in een of ander gareel houdt en inderdaad is alles beter dan chaos en anomie. Ik zou met al die stelligheid dan ook geen moeite hebben wanneer dan maar telkens tussendoor wordt gezongen “it ain’t necessarily so”. Af en toe een knipoog. Zelfrelativering en luchtigheid zijn in deze domeinen echter schaars om niet te zeggen nadrukkelijk afwezig. Hoe groter de twijfel, hoe verbetener men zijn belijdenis debiteert. Maar niets van al dat geloven heeft een absolute of gouden standaard en komt kennisheoretisch nooit verder dan consensus tussen de liefhebbers. Allemaal niks hoger of nobeler dan het lidmaatschap van de 2CV-club of deelname aan filatelie. Rituelen hebben die zelfbevestigende, concretiserende functie bij uitstek. Potsierlijke handelingen, regendansen, kaarsen branden, dierbaars offeren, zie al die orthodoxen eens verbeten dwalen. Alles dezelfde soort kwats. Die vermeende ankergronden zijn voos, loos, willekeurig cq zonder intrinsieke waarde en zijn geheel afhankelijk van aanhang en aanvaarding door het adressaat waardoor ze tenslotte zelfvervullend kunnen worden. Zoals het placebo-effect de homeopathie redt, althans de hand reikt. Het konijn in de hoed heeft men er zelf ingestopt en de mens lijkt bij uitstek in staat om dat ook tegenover zichzelf onder het tapijt te houden en in extase te geraken bij het verschijnen van het konijn. De mens opgejaagd door de angst voor een woeste en ledige aarde, die van “den Beginne” maakt zichzelf iets leefbaars wijs. Allemaal goed maar ik wens niet uit het oog te verliezen dat het allemaal kul is. De colleges van Frits Frenkel rond 1980 in Rotterdam hebben mij een gezonde scepsis bijgebracht.
Uiteindelijk lijkt bovenal van belang dat men iéts aanhangt omdat in de rechtstreeks waargenomen werkelijkheid geen enkele richting of bedoeling te ontwaren valt. Ik was dan ook aangenaam getroffen door de titel van een boekje van charlatan-advocaat Doedens: “De waarheid bestaat niet dus zoek iets dat er op lijkt” hetgeen aanschurkt tegen het adagium van dit websiteje: “zonder waan geen zinnigheid”, een perspectief dat overigens evengoed bevrijdend als beklemmend kan werken. Onmiskenbaar is het beter iets geruststellends voor waar houden dan als hert in de koplampen van de chaos te blijven staren. Uiteindelijk redt de mens zich dankzij Kopfkino, hoogst persoonlijke wiskunde. Iets anders is niet voorhanden. Welkom in de wereld van verzonnen houvast. “Hopium” is het laatste nieuwe woord dat ik onlangs in dit verband tegen kwam.
Houvast, geruststelling, een gevoel van ordening ook al is het maar voor even is, naast voedsel en beschutting, een allereerste levensbehoefte. Precies zoals we kinderen die jammerend en overstuur thuiskomen, eerst maar eens met warmte en respect tot bedaren brengen om ze pas later te vertellen wat ze fout hebben gedaan. Eerst maar weer rustig adem halen. Daarbij zijn sprookjes, snoepjes of een aai over de bol de kortste weg naar rust in de tent. Het heelal, de concrete werkelijkheid heeft de mens op dat punt niet direct veel te bieden. Goeroes en hun godheden, priesters, modekoningen, staatshoofden, kunstenaars, waardemeters zoals “Wall Street”, allen zijn niets zonder aanvaarding en aanvaarding volgt pas als blijkt dat het gebodene zijn werk doet maar meer dan self-fullfilling wordt het niet. De mens behoeft rust, hoe dan ook beschutting tegen de existentiële tocht zodat hij zijn eerstepersoons dagelijks leventje weer ter hand kan nemen.
Nader beschouwd blijkt ook oprechtheid en het morele kompas weinig meer te zijn dan de uitwerking van eigenbelang en dat is goed genoeg nu het gebod tot naastenliefde volgens mij niet primair tot opofferen oproept maar benadrukt dat goed zijn voor de ander in de eerste plaats voor jouzelf het allerbeste is. Naastenliefde als eigen belang en niet als moraalgerelateerd altruïsme zoals de gangbare uitleg luidt. We worden pas mens in relatie tot de anderen. Eén mens is geen mens. Wat anders had die Jezus, een veel geciteerde en aangeroepen moraalridder, kunnen bedoelen toen hij de tien geboden samenvatte ? En ook, nee, zèlfs schuld is relatief. Menora’s, khamsa’s, tingsha’s, swastika’s, tesla’s, picasso’s, tattoo’s, harley’s, euro’s, karma’s, chakra’s, oscars, de stropdas, de hadj, onze driekleur, de Taj Mahal, Versailles, de Kumbh Mela, de Burj Khalifa, de shtreimel, het hoort allemaal op zijn best thuis in de Efteling. Van mij mág het allemaal hoog gehouden en gewaardeerd worden maar dan graag met een knipoog. Ons bestaan is uiteindelijk nogal wat platter dan wijzelf lijken te willen en die wil, die hoop is weer de oorsprong van de zelfgesmede waarheid die als objectief moet gelden. Wij, zoogdieren met een groot vermogen tot zelf begoocheling.
En ik zie geen verschil tussen mode (fashion), kunst, moraal, recht, religie en zelfs geld als het gaat om de ankers, de grondslagen waaruit daar voor-schriften, normen en waarden voortkomen. Predicaties binnen die disciplines rusten op ‘gefluister in het duister’, hoe graag ook veel mensen menen dat daar hoogwaardiger bronnen de regie voeren. Zoals een Nederlandse schrijver en velen met haar uit het niets betogen dat er hoge en lage kunst is. Shakespearre zou wel raad met hen weten. Helaas voor hen is er niets groters, goddelijkers, diepers of oorspronkelijkers aan te roepen dan het beredderen van het eigen hachje. Zieners zoals priesters, voorgangers, modekoningen, wettenmakers, kunstenaars, goeroe’s, sjamanen, kruidendokters ze staren allemaal in hetzelfde niets, putten allen uit dezelfde leegte ondanks steunbewijs van relikwieën, relieken, vertellingen, totempalen, getuigenissen, openbaringen, prijsuitreikingen, variaties van zelfverminking, leerstoelen, imposante gebouwen en geschiedenissen tot vele duizenden jaren terug voor de bijbehorende instituten en zo voort. Het is niet meer dan geloof. De verdienste van preken, spreuken en voorschriften binnen de genoemde disciplines is op zijn best selffullfilling zoals het placebo-effect de werking van medicijnen daadwerkelijk ondersteunt en daarmee en passant de homeopathie haar belangrijkste reden van bestaan geeft. Dat gefluister verschaft een leuke opmaat voor onze waarneming maar laat toch duidelijk zijn dat het telkens om trucjes gaat, middelen die door niets anders dan hun effect kunnen worden gerechtvaardigd hoewel juist de toegedichte hoogwaardige oorsprong het bijzondere gezag zou moeten verlenen. Dat effect is wat deze middelen legitimeert maar hun inhoud en de oorsprong van het aanvankelijke gefluister is loos, willekeur. Zie de mens blij en trots in zijn “nieuwe kleren”. Is er kennistheoretisch iets potsierlijkers en aandoenlijkers te verzinnen dan de miljoenen domineespreken ? Maar ik wil het effect ervan van niemand afnemen. Wie durft te geloven met een knipoog ?
Karl Friston ziet de mens streven naar een minimum aan “Free Energy”; we willen zo min mogelijk verrast worden. We verzetten ons tegen verval dat onvermijdelijk besloten ligt in de tweede wet van de thermodynamica: in een afgesloten systeem kan de wanorde alleen maar toenemen. Onze waarneming lijkt er in getraind dit niet te willen zien met uitstel van verval als het hoogst haalbare maar de echte die-hards reiken moeiteloos naar eeuwigheid en universaliteit van hun oprispingen. Ergens in dit mechaniek zie ik de mens en zijn zelfbegoocheling. Gissers, hopers zijn we. Verzinners van eigen existentiële reddingsvesten. Gered door oogkleppen en een plaat voor de kop.
Er gebeurt niets zonder oorzaak maar veel zonder reden. Wen er maar aan. De mens intussen klampt zich vast aan aarding, aan verankering in de wereld, het heelal desnoods, amechtig op jacht naar een reden van bestaan maar ten hoogste wordt ooit de oorzaak onthuld. We hebben weinig meer dan “Darwin” en de rest is gissen. De mensheid ontbeert een reden. De wetenschap verschaft ons wat inzichten en wat spulletjes om aan elkaar te verkopen maar de existentie wordt door haar niet verhelderd. Er is geen heilige graal anders dan in ons verlangen zoals de wiskunde zich binnen onze waarneming afspeelt en niet in het ons omgevende. In de grond van de zaak slaat ons bestaan nergens op en dat kun je naar believen als een bevrijding of als ontgoocheling ondergaan. In “pleidooi voor een roes” sta ik daar bij stil.
Moraal. Ook moraal met in het kielzog religie en al dat soort instituties heeft niet meer dan een facilitaire, ordenende functie en wordt “domweg” bijgesteld als de uitkomst niet langer voldoet net als in mode, kunstopvattingen en rechtsregels (een revolutie die slaagt, is wettig). Moraal, verpakt als religie of niet, vormt zo de echo of de oerknal van cultuurverschillen. En relativiteit is troef. Goedgelovig als een kind, stervend voor verzinsels als god of vaderland pakt de mens de wapens op. Het eigen deugen vereist het niet deugen van vele anderen. Dat moet omdat het moet. Van god of sinterklaas, de sjamaan, de dokter, who-ever, maar eigenlijk is ‘your guess as good as mine’. De uitkomst, het effect van moraal is daarmee weinig anders dan dat van verdovende middelen, bouwstenen voor een passende waan. Als tatoeages voor de eigen feelgood. Moraal is dan nog steeds niet vòòr- of bóven-menselijk evenmin als religie waar zonneklaar is dat de mens zijn God naar zijn evenbeeld heeft geschapen en niet andersom. Gelukkig ook verschijnen we rond het eind van het leven niet voor het aangezicht van een god of een andere morele boekhouder maar ten hoogste voor onszelf. Dat lijkt me ook al genoeg “opdracht”. En wees eerlijk, vrienden zijn toch vooral mensen die elkaar naar de mond praten met hun ‘moraal’ als vriendenlijm die weer uit naastenliefde ofwel eigen belang wordt gewonnen. Wat moet je zeggen als een innige vriend zijn diepste mening, kunstwerk, gedicht of wat ook aan je voor houdt en je rilt ervan ? Eerlijkheid is dan in niemands belang. Een woordenspel moet redding brengen en taal leent zich daar gelukkig wonderlijk goed voor. Voor mijzelf bleek uiteindelijk de kunst te zijn om vriendschap weliswaar te ervaren als wederkerig opportunisme maar daar niettemin in “op te gaan” zoals er ook mensen zijn die een religie belijden wetend dat het niet meer dan rustgevende symbolen betreft. Zelfbegoocheling als verschaffer van rust. Nuttige wanen. Moraal lijkt daarmee veeleer op verplaatsbare ankergrond waarmee geschoven wordt naarmate het ons uitkomt. De weg van primaat naar dominant zoogdier is geplaveid met weinig anders dan opportunisme. Zeg nou zelf……. of toch weer niet ?
“Moreel kompas” suggereert analogie met een mensonafhankelijke houvast zoals bij aardmagnetisme maar bij moraal komt slechts het konijn uit de hoed dat we er zelf instopten. Elders beschrijf ik dat als het samenkomen van onze projecties en waarneming in het licht van de ontwikkeling van onze wanen die we hard nodig hebben. Als een moraal niet voldoet, is het een sta-in-de-weg en moet er aan gesleuteld worden net zo goed als aan wetten. Moraal moet de mens dienen en niet andersom. Moraal mag dan ongeschreven boven ons hooveren maar ik ontneem het hier het quasi-goddelijke, bovenmenselijke aanzien. Het idee dat daar iets superieurs in huist, accepteer ik niet. Net zo min als in onze Rembrandts, Viktor en Rolf of Ai Weiwei of de tien geboden. De eerste was een opmerkelijke vakman en die modemannen en de kunstenaar weten het juiste midden te vinden tussen brutale waveriding en perceptiesturing. Vaak is moraal ingebed in verhalen die door overlevering de ronde deden en door herkenning tot gelding kwamen zoals de Canterbury Tales en de Bijbelse verhalen naast allerlei be-lerende sprookjes en sages. Maar ik wil geen “gefluister in het duister”; ik doe het licht aan waarop het fluisteren verstomt, er niet blijkt te zijn. Hoop ik. De Oudheid en Middeleeuwen zijn leuk om over te lezen maar ik wil er niet naar terug. Mensen gooiden toen de pispot leeg op straat om maar iets te noemen.
En waarom niet stelen, bedriegen, moorden ? Omdat we zo prangend graag eerlijk zijn ? Een schoon geweten willen ? De klanken en connotatie van die woorden (klanken raken ons rechtstreeks zoals geur dat ook doet, verenigen, onderscheiden los van de betekenis van woorden) zijn ons als behoorlijk bijgebracht, ons sensorium gaat ervan ‘in het gareel’, compassie met de wereld bloeit op net als door een volkslied en verschaft sensoriaal welbevinden. De eigen goedheid wordt dan welhaast tastbaar maar wordt in feite klakkeloos voor waar gehouden. Het sluitstuk van wat ons zinnig voor komt, is irrationeel, deels lichamelijk ofwel hersenloos. Al te graag neemt de mens plaats, valt vermoeid neer op de ligstoel van het eigen gelijk. De zelfbegoocheling is, voor even, voltooid en hoe intelligenter de waarnemer hoe geraffineerder zijn ‘leugens’, zijn taalgebruik. Tevredenheid is deels lichamelijk en mede daardoor nauwelijks beredeneerbaar. Zoals fijne geur en smaak ‘luisteren naar het lijf’ betekent. “Oprecht zijn” klinkt fijn, laat de klokken luiden, maar wat is eerlijk, oprecht ? Een revolutie die slaagt, is wettig en ergens tussen de juiste darminhoud, een goede nachtrust en de ondervinding van respect slaken we de kreet die geluk aantoont, zomaar ! En hoe fijn is het als we dat met elkaar menen te voelen en te vieren zoals op de bijeenkomst van Titan, een goudencirkelspel waar ik ooit bij mocht zijn. Het was een praktikum “geraffineerde zelfbegoocheling” en de zaal werd lyrisch. Leven aan de hand van de waarheid, werkelijkheid ? Welnu, de waarheid zelf is niet eerlijk. We zoeken het gareel niet om normen hoog te houden for the sake of it maar om niet strafbaar te zijn of nagewezen te worden. “Stelen hoort niet” en de kassière geef je het teveel aan wisselgeld terug, maar waarom precies ? Om intrinsiek goed te doen ? Om eerlijk te zijn ? Om elfje te worden ? Omdat leugens en bedrog slecht zijn, slecht maken ? Wat is een slecht mens anders dan iemand die de groepscohesie miskent ? Dat is een spelbreker, maar daarmee nog geen duivel.
Een verwante vraag is of taalgebruik zonder “liegen” mogelijk is. Als de waarheid zichzelf niet als onontkoombare versie aanbiedt, wordt interpretatie noodzakelijk waarnaast wij als waar-nemers ieder voor zich nu eenmaal bijmengen door projectie vanuit onze perceptie, onze onvermijdelijke zelfrechtvaardigende vooringenomenheid en dan is iedere versie van de werkelijkheid een uitkomst van een serie beslissingen en mist bijaldien een eigen bestaan. Beslissingen die veelal onbewust en impliciet genomen worden. De werkelijkheid is daarmee telkens opnieuw een instantane creatie. Door dat onbewuste impliciete ontstaat schemer van waaruit gefluisterd kan worden. In de battle of truthes die zo ontstaat, is de beste taalgebruiker een winnaar in velerlei opzichten. Het lijkt er voorts op dat intelligentie intens verknoopt is met taalbeheersing waardoor de “dommen” kansloos zijn in de jacht op macht of representatie in het taalspel, het talige gebouw dat democratie heet. Dit geldt in het groot (samenleving) en in het klein (conversaties) en als die ‘minderen’ het taal-, het frame-spel niet weten te winnen is hun woede snel gewekt waarna opstand en amok niet ver weg zijn. Propaganda overbrugt zulk gemis door langs de weg van emoties, symbolen en waltdisneytaal het adressaat aan te spreken en (gewaande) ankergrond aan te bieden. Propaganda gaat voorbij aan argumentatie en legt zichzelf op overrompelende wijze op aan het gehoor. Precies zoals geur dat vermag te doen. Keuzes gemaakt op grond van deels lichamelijke sensaties. De perceptie heeft mede een somatische oorsprong. Maar als connotaties zo gemakkelijk de boventoon gaan voeren, wordt duidelijk dat de democratisch, bureaucratische werkelijkheid van neutraliteit, nuchterheid, coalities en compromissen altijd te vrezen zal hebben van de aangrijpende, overrompelende kracht van verhalen en beeldtaal. Achteruit redenerend schept men een moraal passend bij het gewenste effect zoals de mens god naar zijn evenbeeld schiep en dat precies andersom probeert uit te venten.
Veel moraliserend denken blijft ‘onder de pet’, onbelicht en onverwoord, keurig verpakt in protocol, etiquette, beleefdheid, diplomatie. Omdat het zo hoogst persoonlijk is, houdt men de kaarten tegen borst net als met politieke voorkeuren. Men strekt zichzelf tot mythe.
Religie. De mensheid staat pijnlijk alleen wat ook mijn persoonlijke zwamkampioenen Henk Binnendijk, F.H. Breukelmans, Henk Poot, taalgoochelaars van de bovenste plank, beweren. Ik zoek ze wel eens op, deze whistlers in the dark en onderga hun lezingen dan als griezelfilms; they make my flesh creep. Behalve wat placebo-effect van de aangehangen waan is er meer mist dan heil van te verwachten: waar is dat wat je gelooft, je geloof komt voort uit je wil, je hoop en wordt begrensd door wat je ten hoogste kunt bevatten. Waarnemen als perceptionele activiteit. Evenals met canons en propaganda maken we een denkbeeld “waar” als denkbeeldhouwers. “The eye of the beholder” komt ons overal tegemoet. Toen Mozes de berg afkwam met z’n stenen tafelen wist hij dat als geen ander. Hij had de ‘heilige wil’ onder de arm en ja, de naleving ervan bracht sturing, redding zelfs. En die sturing is de legitimatie. “es gibt nichts Praktischeres als ein gute Theorie”. Kerken functioneren zo als tankstations voor zingeving en geruststelling en je kunt tanken bij Allah, bij Jahweh, Boedha en al die anderen. En als geboden niet meer voldoen, gooien we ze aan de kant, desnoods met god en al. Het religieuze, heilige deel van religie hoort immers thuis in de Efteling of een ander sprookjesbos. De oorsprong is bijzaak. Het gaat in religie, zo werd mij ooit geleerd, om geloven/ aanvaarden “als een kind”. Min of meer klakkeloos. Om daarna als beloning een vervullend leven te hebben. Verleidelijk en gemakkelijk daaraan is dat je meedraait in een enorm instituut, gedragen door traditie, verhalen, relikwiën, liturgie, exegese, historie van het geloofde, van vervolging, lijden en zekerheid met hegemonie op lange termijn. Men stapt in een rijdende trein en kan “de conducteur” om informatie over alle levenskwesties vragen waartegenover ik in mijn eentje op de tast mijn weg, mijn houvast moet zoeken in deze existentie. En wie toetreedt tot een kerk, krijgt een grote vriendenkring als welkomstgeschenk. Bij de Jehova’s neemt dit waarlijk belachelijke vormen aan. Daar gebruikt men veel van dezelfde technieken als gouden cirkels zoals Titan dat was. Propaganda op z’n brutaalst; sturend op connotaties in ons sensorium. Tenenkrommend maar wat geeft het zolang het velen tot rust brengt. Opium voor het volk, kleren voor de keizer, everybody happy. Van mij krijgen niet alleen de heroinejunk en de alcoholist een beetje gelijk maar ook religiejunks ga ik niet voor de voeten lopen zij het met tongue in cheeck.
Gêne of angst voor de leegte van de dozen, voor de loze afkomst van religies wordt overschreeuwd met een felheid over de onweerlegbaarheid van de aangehangen voorstellingen, zoals ik die ook wel in voetbalstadions zie; mannen, vooral mannen, jong en oud met wijd opengesperde bekken zie ik bij religieuze betogingen overal op de wereld. De razernij van jihadisten en kettervervolgers in het algemeen is van dezelfde oorsprong als de meeste menselijke woede en komt rechtstreeks voort uit angst. En als ik dezer dagen beelden zie van bebaarde mannen in abaya’s met woedende blik en opengesperde monden die verblind de dood van deze of gene die hun Mohammed beledigde eisen, dan zie ik angst. Of denk aan die wiebelende orthodoxen die niets uitvoeren behalve kinderen verwekken en wiebelend bij de klaagmuur staan, oh zo zekr van hun zaak. Ronduit vermakelijk. Veel mannen, ook de seculieren, vallen in essentie samen met die pose. Wapperen met teksten, wijzen op voorgangers, bereidheid te sterven, de toewijding aan kerk- en tempelbouw, de wereld van het martelaarschap. Voor alle religies, moraal, modes en kunsten geldt in de grondslag ‘volgen zonder vragen’. Een geloofsspel van voorgangers en volgelingen. Als een onderdeel van ‘men’s search for meaning’. De aanleiding is dada. Vergeet gewoonweg waarom of waardoor je er ooit aan begon, maar geloof temidden van geloofsgenoten, je gratis vriendenkring inclusief de hoognodige andersdenkenden, de scapegoats, de ketters van wie je je zo pront weet te onderscheiden. Jij doet het goede. Jij bent binnen, als in een mentale compound. “Blijf van mijn zingeving af !!! het is al wat ik heb !!!” lees ik in die ogen en die wijd geopende mannenmuilen.
Zoiets levert de keiharde standpunten van religieuzen op zoals die ten aanzien van euthanasie, geboortebeperking, neonatologie, gebruik van antibiotica en inentingen, homofilie en genderkwesties, geloofsplicht en de eindeloze koppeling van voorschriften voor praktische zaken die alle godgegeven zouden zijn. Religie als verpakking van een (meestal mannelijke) wil. Dat ging voor al goed in de tijd dat de meeste mensen analfabeet waren en de schriftgeleerden hen wijs konden maken wat geschreven stond.. Maar ook de keuze voor een politiek linkse- of rechtse inborst kan gebracht worden als stammend vanuit een al dan niet occult maar absolutistisch binnenste. Die sleutel waarin ieder zegt te staan. Uiteindelijk gaat men ook hier door de bocht en wordt het geloofde aangepast aan de behoefte zij het dat het dan tekstuitleg, ok wel exegese heet. De paus is aldus de Yves Saint Laurent van veel van het morele voor zo’n 1,4 miljard mensen die hun diepste denken aan hem over laten.
Kunst. In het domein van kunst (niet de ambachten) is de meest losgezongen vorm van branding te vinden. Daar wordt veelvuldig de dwaasheid gekroond en vooral de tomeloos rijken kunnen er niet genoeg van krijgen. Damien Hirst is daarvan dezer dagen het toombeeld. En ook hier huist de kwaliteit, de verdienste niet in de kunde, de afkomst maar in de uitwerking op het publiek. Die oorsprong is van geen belang, wat de kunstenaar er ook over vertelt of suggereert. Op kunstopleidingen zag ik meermaals dat het framen, de woordenwolk, de kletskoekfabriek, meer aandacht krijgt dan het materiaal. Waarna het effect zich openbaart in een amalgaam van zucht naar zingeving, verbinding en andere vooral sociale aberraties. Wie verschaft ons de geschikte wanen door hulp bij het projecteren ? En, erger nog, in slechts decennia verloopt dat alles soms nog cyclisch ook. Vooruitgang is voor de mensheid illusie en mogelijk is juist dát de belangrijkste les van abstracte kunst. Dada is all there is. Zelfs leegte, blakte is te beleven te bevragen door bijvoorbeeld 4 min stilte, lege doeken of lege expositiezalen. Zolang het maar schaars blijft en als delicaat beleefd wordt.
Mode. Ook hier is de oorsprong telkens illusoir. De zieners tappen uit lege vaten. Toonaangevers, modehuizen hebben zo alle ruimte om welke richting dan ook in te slaan. Zolang het maar pakt. Zolang de volgers hun gezag in stand laten. Geloven als een kind. Selffullfilling. Whistling in the dark door verborgen regisseurs.Het is allemaal zo plat als een dubbeltje. Alles zoals in een vergadering bij acclamatie tot besluiten wordt gekomen. Zij die heen en weer gaan in de draaideur tussen “het vacuüm van de radicale overtuiging” en de hordes die naar een leidraad, een Mozes, een verhaal, een fijne waan snakken. Jagend op richting, op een patroon, smekend om onbetwijfelbaarheid, houvast zoekend in persoonlijkheidsstijlen. Alles, ja álles is make-up.
Je verschijning, je look is als eerste klap een daalder waard doordat beeldtaal met grote invasieve kracht ons besef vervult en dat vele malen sneller dan woorden dat vermogen. Er is niets wezenlijks veranderd sinds we over steppen en door bossen slopen, licht bevreesd voor alles wat beweegt en erop gebrand om in een oogwenk het kaf van koren te scheiden. Tegelijk is binnen een modestroming juist het geloof dat het beslist zus en zó moet cruciaal. Zó en niet anders. De volgers menen juist dat zij als geen ander de onderscheidende inhoud kunnen duiden, vinden een thuis in kleuren, vormen en een wereld aan subtiliteiten, uitgesponnen in make-up van velerlei aard. Kies wie je wilt lijken, wilt zijn. Uiterlijk is immers álles. Express yourself, become your look. Jij weet wat je wilt ook al heeft de modekoning zijn keuzes die jou tot wet strekken met gesloten ogen gemaakt. Telkens voor dat moment. Zoals Damien Hirst naar mijn indruk een fles wijn of wie weet wat naar binnen kiept om nadien zijn wankele oprispingen vervolgens zelfverzekerd ten tonele te voeren. Mozes met z’n stenen tafelen, Mario Draghi met z’n opkoopgarantie van de Europese Centrale Bank, Viktor en Rolf met hun nieuwste zwierigheden, Boris Johnson met z’n Brexit. Allemaal hengelend naar en gokkend op vertrouwen van de hordes.
Het nut, de functie of is het noodzaak van dat al ligt besloten in het ordenende effect dat rust en stabiliteit verschaft aan grote en kleine samenlevingen en hun deelnemers. De hordes immers willen vrede, betrouwbaar drinkwater en beschutting voor hun eigen fijne kleine leven, ook wel huisje, boompje, beestje genoemd. Ik noem dat geen individualisme want dat kijkt náár de mensen maar de eerste persoon enkelvoud kijkt vanúit ieder van hen. Met die eerstepersoonsperceptie is ieder vertrouwd maar het onderscheid tussen beide lijkt nauwelijks aandacht te krijgen. Zie hoe journalisten, bestuurders, wetenschappers zich onverschillig bedienen van de sociologische kijk op de mensheid om te pas en te onpas de epe te hanteren. Er gaat veel verkeerd als de hordes het openbaar debat zoals in het stemhokje enteren met hun emoties en huiskamerkijk op de wereld en populisten hen daarin voorgaan en aanmoedigen.
Gerechtigheid. En ook het recht ademt mee met de directe omgeving. Opportuun of niet. Ook daar stamt niets af van hogerop, van edeler besef dan van het redden van het eigen hachje. Het effect is maatgevend en er is geen hogerhand. Alles even “koud” als verkeersregels. Het is waardig omdat het functioneert ook al is het door zelfvervullende profetie,
En laat ons niet klagen over inefficiëntie van bureaucratie zoals populisten dat te graag doen. Polderen, traag en vaag, is hoe we betalen voor vrede voor allen. De disciplinerende werking van ‘moraal’ en ‘recht’ bestaat voornamelijk in de angst buitengesloten te worden. Net als ooit in de speeltuin. Het maakt voor de orde ook niet uit of de “ingebouwde politie-agent” een blauw uniform, een kazuifel, een toga, djalaba of spijkerpak draagt zolang ordenende gehoorzaamheid het gevolg is en er zodoende meer haringen in de ton passen. Ieder houdt dan zichzelf bij de les.
Bij uitstek in het strafrecht zou moraal de leidraad moeten zijn. Maar meer dan “fluisteren in het donker” kan dit niet worden. Praten over gerechtigheid wordt dan als putten uit lege dozen door zieners zonder zicht zoals tekenen zoeken in een wolkenpatroon, koffiedik of willekeurig gevallen speelkaarten. Maar het anker van gerechtigheid komt niet van buiten ons, als van een absolutum, is niet te lezen in tarot-kaarten, ayahuasca-sessies, winti -rituelen. Laat ons regendansen omdat dansen fijn is en ons voor even de droogte doet vergeten, maar niet om regen uit te lokken. Laat ons geloven in een god maar met een knipoog, zingen en springen voor Allah en Jezus maar als mythe, als Canterbury-Tales. Laten we recht doen waar nodig maar omwille van de orde en niet omdat een hoge moraal dat vergt.
Gerechtigheid in de praktijk is een saai, taai bureaucratisch produkt, gammel, aanvechtbaar, kostbaar, kwetsbaar maar de beste machtsvrije distrubiteur van kansen en middelen over ieder van ons. Gerechtigheid ontleent legitimiteit aan haar effect niet anders dan verkeersregels. Ten behoeve van allen, niemand uitgezonderd, inclusie is nood- en hoofdzaak. Schulddenken zoals de mens maar al te graag doet is metafysica, is voodoo, winti, religie, windhandel. Schuld is ook al gauw onderdeel van wraakdenken. Poena mag over schade gaan, niet over schuld als morele categorie. Moraal komt niet van boven of van buiten maar wordt gedragen door haar effect.
Geld. Begint geld niet evengoed als lege doos nu de mens zich blijkt te bedienen van zo genaamd negatief geld ? Waarde die eerst ontstaat door schuldschepping, door het aanlijnen van een debiteur, een schuldenaar, een schuldige bijna. Intrinsieke waarde heeft geld niet meer sinds goud uit geld verdween en de goudstandaard werd losgelaten ook al kun je doorvragend de absolute waarde van goud evenzeer betwijfelen. Het wordt niet negatief. Geld als schuld is vertrouwen op terugbetaling in de toekomst, een gok kortom. Een psychologische entiteit. Alles nauwelijks verschillend van de verfoeide gouden cirkels. Geld heeft zodoende evenmin een solide afkomst als mode, religie, moraal en de disciplines die ik verder in dit stukje noem. Een volatiele tussenstap in de uitruil van goederen en diensten, een eigenschap die door “bedieningsknoppen” als inflatie, rente, kredietconcepten een dashboard heeft verschaft aan banken, verzekeringen en overheden waardoor de huidige doorgeslagen financialisering van mens en maatschappij mogelijk werd. Een machtige dresseertool. Alles volkomen afhankelijk van vertrouwen cq geloof in het komende. En passant werd geld almaar virtueler, immaterieler, digitaler. Geld is evenals beursaandelen geloof in waarde afhankelijk van de toekomst van de debiteuren. Financiële instituten ooit bedoeld als faciliteit voor burgers zijn gaandweg door lobbyen en ander manipuleren op alle niveau’s geëvolueerd tot wereldwijde verdienmachines op een schaal die de echte economie doet verbleken. De ware economie, gebaseerd op huis-houden, is bijzaak geworden en daarmee zijn hordes, miljarden loonslaven voorop, pijnlijk gemarginaliseerd. Ik verwijs naar de Parade van Pen. De getrouwe hordes, het merendeel van samenlevingen die 40 jaar lang schulden afbetalen, in files staan, aanslagen voldoen en afgevaardigden kiezen die vervolgens zonder gêne in ongewenste symbiose met lobbyisten samenleven, dineren en vakanties vieren; de hordes met wier pensioenaanspraken openlijk gesold wordt en die geketend door ontketend gebruik, lees misbruik van algemene voorwaarden nog slechts fopzeggenschap hebben, zij zijn de nieuwe slaven van deze tijd. De juridisch geketenden, geknechten. De integere bestuurders die er beslist wel zijn, tollen als verlatenen door parlementen waar democratie, lees volksregering vernietigend wordt overlopen door behartigers van deelbelangen en ongewenste machtzoekers. De overmacht, de undue influence van lobbyisten en aanvaarding daarvan geldt domweg als behorend tot de vakkennis van afgevaardigden waartegenover ik moord en brand schreeuw en voorstel lobbyen tot strafbaar feit te benoemen. Veel democratie is inmiddels een bezigheid voor de bühne. Rien ne va plus, de zeggenschap is niet meer van u. Degenen die hooveren op de thermiek uit ontketend en misbruikt burgerlijk recht laten samenlevingen aanlijnen door vermogensbeheerders die afgevaardigden runnen.
Propaganda. Het voorgaande geldt evenzeer voor propaganda al brengt dat woord al gauw het nep-aspect als connotatie met zich mee. De inhoud bestaat vaak in verheerlijking van de geschiedenis van een volk of subcultuur dan wel draait het om persoonsverheerlijking van een nieuwe redder, een bezem die gezegd wordt schoon te zullen vegen. Het richt zich tot hen die niet verder kunnen of willen kijken dan hun eerstepersoonsperceptie en verschaft houvast, saamhorigheid en verlichting in het existentieel duister aan velen. Het doel is het scheppen van eenheid door het eigen maken van logo’s, teksten, kleuren en een eigen canon voor machtsvorming rond een persoon of structuur. Ik wees al eens op Mozes met z’n kunstje met de stenen tafelen. Propaganda kan ten goede worden aangewend bijvoorbeeld om de hordes rustig te houden terwijl de leiders moeizaam voortdelibereren.
Maar al te vaak dient propaganda platte machtsvorming door het scheppen van verzonnen vijanden, en het emotioneren en simplificeren van wat er speelt. Men klaagt de bureaucratie aan om haar inefficiëntie en belooft “het moeras droog te leggen”; zie daar het verdienmodel van nationalisten en populisten wereldwijd. Intussen is branding weinig anders dan het sleutelen aan de perceptie van mensen. Net als hypnose. De mens laat zich gemakkelijk verleiden zoals op straat te zien is aan wie wel en niet obees is, wie wel en niet veel rookt bij voorbeeld.
Het is heel gemakkelijk om propaganda en branding af te wijzen als oneerbare manipulatie maar dan wordt miskend dat er zonder waan geen zinnigheid is, dat objectieve waarheid, afgezien van wetenschappelijke benaderingen, onmenselijk, onmogelijk is en dat mensen in het dagelijks leven geleid worden door intuïtieve omgang met elkaar en de omgeving en dat daarbij de nood aan zingeving en zelfrechtvaardiging dominant zijn. Dit betekent weinig minder dan dat ook neutraal bedoelde democratieen maar moeilijk kunnen wegblijven bij platte technieken die geruststelling beogen wanneer zoals dezer dagen populisme opkomt en ieders denken mee gaat in termen van branding en actieve waanvorming door het bespelen van het sensorium van de betrokkenen. Met voorbijgaan aan de ratio tracht propaganda haar gedachtengoed rechtstreeks in het besef van het gehoor te planten zoals geur zich daar direct vestigt en de prefrontale cortex overslaat. Het is eerder dresseren dan regeren maar kan niettemin wel eens een leugentje om bestwil zijn zoals Mozes dat deed.
Democratie met haar uitvoeringsorgaan bureaucratie, is eenvoudig te bespotten om haar inefficiëntie en onpersoonlijkheid. Het levert bovendien vaak opportuniteit ten top, meer water dan wijn. Op het eerste gezicht is dat dan ook volstrekt onaantrekkelijk voor de mens zoals die in aanleg is. Velen zien niet in dat bureaucratie waarin ontevredenheid in enige mate wordt uitgesmeerd over allen, het hoogst haalbare is voor neutrale en inclusieve behandeling van de belangen van allen en dat tegenover die inefficiëntie de verdienste van dat stelsel onder andere is te vinden in de versplintering van macht. Niemand heeft persoonlijke macht. Een apparaat dat overigens heel goed zou functioneren als softwareprogramma zoals in Estland wordt beproefd en ten uitvoer gebracht. De massa van de kiezers is helaas zeer gevoelig voor propaganda-technieken en wervingsinzichten uit de reclame- en televisiewereld. De verlegenheid hiermee in de Nederlandse politiek is dezer dagen voelbaar. Gevestigde politieke partijen hebben geen antwoord op de woeste effectiviteit van propaganda en neo-epiek door mediaclowns en rattenvangers die dezer dagen met hun simplisme parlementen gijzelen. En dat zelfs in Skandinavie waar gewoonlijk nuchterheid troef is en bureaucratie verregaand aanvaard wordt. Populisten suggereren juist dat de “doos van democratie” niet leeg en kleurloos is en zij overschrijven, overschreeuwen die anonimiteit met verhalen, banieren, en kleurrijk maar simpel engagement alles rondom een vastberaden leider. Wereldwijd zijn genadeloze adviesbureaus werkzaam die de inzichten van Machiavelli en Mussolini uitventen. Inmiddels is op vele plekken op de wereld al het waardevols van de deliberatieve democratie in gevaar. Tegelijk zie ik hoe verdeeldheid in grote en kleine samenlevingen vooral afkomstig is uit de politiek waar antagonie wordt gezocht, geschapen desnoods en gecultiveerd om aldus aanhangers te kunnen vergaren maar in wetenschap, cultuur, het bedrijfsleven, etc heeft men wat beters te doen dan in strijd om de strijd te vervallen. Primitief en simplistisch vijanddenken daalt uit de politiek neer in samenlevingen om zo, appelerend aan ons reptielenbrein de wereld in het duister van wat bij ons de Middeleeuwen waren, vast te houden.
Slot. Ik betoog hier dat er geen voorafgaande diepzinnige grondslag is voor geldend recht, heersende moraal, mode zo min als voor religie, kunst of geld. Niets daarvan is van edele, massieve, bovenmenselijke of absolute oorsprong. Die fenomenen ontberen intrinsieke waarde hoewel juist dát als hun verdienste, hun opwaartse en belerende kracht, wordt gezien. Nee, zeg ik, die betekenis, de waarde, het nut van die fenomenen ontstaat pas door en in het gebruik en het zelfvervullend effect dat daar op volgt. De verdiensten en de sociale regulering die daaruit voortkomen zijn producten van onze projekties, van onze wanen kortom. De mens kan slechts zichzelf bevredigen. Er is verder niets of niemand die daar op let of om geeft. Dat geldt voor de malle verzinsels van Damien Hirst niet minder dan (dezer dagen) voor de smalle pijpen en de lage broeken van Viktor en Rolf. Aandelen en ons geld hebben diezelfde loze eigenschap. Moraal, religie, democratie komen evenmin uit de hemel maar zij kunnen door hun ordening aan bijdragen het leven voor ieder van ons leefbaar te maken. Het zijn stuk voor stuk tooltjes waarvan de legitimiteit in de sociale functie besloten ligt. Functies waar kritisch naar gekeken mag worden en waaraan gesleuteld kan worden naarmate de mensheid daarmee gediend is. Maar initieel is er geen te respecteren waarde. Niets ervan is godgegeven. Heiligverklaring is cabaret. Het is allemaal niet minder plat dan goed gereedschap en de werking is niets nobeler dan die van een zelfvervullende voorspelling. Moraal ? fantoom, gered door placebo-effect. Hopium doet leven maar ironie is dan niet ver weg.
Mailly le Camp, 14 februari 2019