Mens en muziek; hoe wij geraakt worden maar ook te bespelen zijn.

Vrijwel ieder mens is in aanleg geluid-gevoelig en in staat om onderscheid te maken tussen muziek en geluid in het algemeen. Ook kan zo wat iedereen zingen. Muzikaal talent is eerder regel dan uitzondering en dat is geen wonder als je bedenkt dat het duiden van geluiden waaronder dat van mensen en andere dieren en dingen om ons heen van levensbelang kan zijn. Stemgeluid spreekt ons het gemakkelijkst aan hoe fervent ook trompettisten, saxofonisten, pianisten, violisten en gitaristen trachten ons te beroeren en om te ‘krassen op onze ziel’. In praten en zelfs in schrijven ligt al een wereld aan ritme en toon besloten en dat draagt verregaand bij aan de vorming van betekenis. Toon en vooral toonwisseling onthullen mede de bedoeling van de spreker of de schrijver. Con-verserend reiken we naar elkaar en daarvoor leent zich de gehele breedte van ons sensoriale spectrum. We staan, gewild of niet, open voor signalen die onze intuïtie aansturen en de ‘sleutel’ van die ‘muziek’ wordt verregaand bepaald door het type gesprek dat wordt gevoerd. Is er discussie, informatie-uitwisseling, onderhandeling, bureaucratisch contact, staan we bij de bushalte of zitten we in de spreekkamer of het café ? Allemaal situaties met een eigen taaldoel en taalstijl. Licht, geluid, geur, smaak, gezichtsuitdrukking, gebaren, lichaamshouding, decor en decorum, voorkennis van de ander, alles wordt ingezet om bedoelingen over te brengen. Ieder normaal mens is vertrouwd met dit ‘instrumentarium’ maar niet iedereen is zich hiervan in gelijke mate bewust. Er worden ons tot wel 10 zintuigen toegedicht; twee keer zoveel als het klassieke aantal. De mens als ‘trommelvel’; ontvangend en zendend tegelijk. Speurend naar, nee jagend op signalen, op bijdragen aan betekenis. Duiden is een obsessie van de mens. Professionals op dit terrein weten ons, groepsgewijs of als enkeling verregaand te beïnvloeden en dat gebeurt ten goede zowel als ten kwade. Reclame is een door mij verfoeid voorbeeld hiervan. Het maakt radio en tv moeilijk onverteerbaar en ook de openbare ruimte en internet zijn prijsgegeven aan beïnvloeders, heimelijke kapers van de menselijke wil. De vrijgeboren mens ligt ongemerkt al gauw weer in ketenen. 

De muziekindustrie drijft op het sprookje dat muzikaal talent uitzonderlijk is om de eigen stal vervolgens begeerd, schaars en te gelde maken. De rechten op songs en beheersing van radio-, tv- en internetkanalen zijn een obsessie van degenen die daar de lakens uitdelen. Anderzijds zijn veel mensen geneigd tot idolatrie en verbazen zij zich gezeten voor de tv over de gaven van onbekenden die naar voren komt tijdens talentenjachten en dergelijke. Die bewonderaars zouden daar evengoed zelf kunnen staan doordat het wel of niet muzikant/ artiest zijn vóór al afhangt van attitude: de zelfvervullende werking daarvan is van groot belang voor de uitkomst. Succesvolle artiesten verwerven hun roem doorgaans door ijver, persisterenen, ambitie en wat geluk en beslist niet door talent alleen. Transpiratie meer nog dan inspiratie wordt wel gezegd en een snufje narcisme kan daarbij geen kwaad. Muzikaliteit, geluidgevoeligheid is voor het dagelijks leven én overleven al milennia van soms doorslaggevend belang en ieder normaal mens heeft daar verstand van; niks bijzonders eigenlijk. 

Propaganda.        Mensen praten graag en het lijkt vaak belangrijker dát we praten dan wát we praten: “le ton fait le chanson”. Het oproepen en ontladen van drift, woede, vreugde, angsten, levenslust hoe dan ook, alles in de eeuwige jacht op zinnigheid en verbinding. Muziek in deze ruime zin van het woord klinkt onophoudelijk om ons heen. Muziek samen met beelden zoals in film, musical of opera brengt nog gemakkelijker vervoering teweeg en dat wordt dan ook veel ingezet in propaganda die ongemerkt met mensen of zelfs de mensheid aan de haal gaat. Niet alleen wordt wat je ziet verregaand bepaald door hoe je kijkt, ook de duiding van geluiden hangt af van hoe geluisterd wordt. Muziek baart gemakkelijk pathos, zelfoverstijging: een time-out van het soms moeizaam klunen van de ratio, waar veel getob haar oorsprong vindt. Trompetgeschal, vlagvertoon, parades, een joelende massa en een geschikt vijandbeeld en daar gaan we weer…… Populisten en gouden cirkel-exploitanten hanteren identieke methoden. Het zou me wat waard zijn als mensen zich hiervan bewust worden zodat machtbeluste bespelers van dit “orgel” hun verborgen agenda niet moeiteloos en tot schade van allen, kunnen uitvoeren. Communicatie- en informatiekennis berust op simpele maar efficiënte inzichten in hetgeen mensen beweegt en vormt al milennia een gedegen ontwikkeld dashboard om massa’s te mennen. 

Waan-zinnige zwevers.              Even als geur weet klank ons rechtstreeks te beroeren en daar komt akelig weinig ratio aan te pas. Niettemin beschouwt de mens zichzelf als een verstandelijk handelend wezen maar wie het ontstaan van onze denkbeelden nauwkeurig beschouwt, weet wel beter. We staan minder ver verwijderd van regendansen, astrologengewauwel, zasen en ‘primitief’ gedrag dan doorgaans wordt aangenomen. In ons zenuwstelsel, het schakelvlak tussen lichaam en geest, liggen kennelijk ‘glijbanen’ naar redeloos plezier en evenzo vrolijk naar behagende opvattingen over wat waar is, klaar. Niks ratio. Wie lacht kan zo maar vanzelf blij worden en die vreugde is niet vals. Zo ook onderscheidt geloof, onze grootste anker voor het dagelijks weten, zich in niets van bijgeloof wat Gottfried Leibniz daar ook tegenin meende te brengen. De Verlichting was een verdienstelijke ontwikkeling in zoverre dat wetenschappelijke discipline van de grond kwam, houvast en materiële vooruitgang bracht maar het heeft de mens niet opeens van een andere grondslag voorzien. In het aangezicht van de existentie zijn we nog altijd de onzekere oermens gevoelig voor Wodan en Donar-achtige waarheidsvinding. In het binnenste van de mens heerst pathos over logos en ons waar-nemen is daarvan “een kind”. De ratio wordt vooral aangewend om onze ingevingen in een verstandelijk ‘verfje’ te zetten en dat is nooit anders geweest ook al leeft breed de aanname dat de mensheid almaar slimmer wordt. De ontwikkeling van onze soort verloopt veeleer cyclisch dan dat we in een fijne stijgende lijn vooruitgang boeken met als stip op de horizon de intrede in paradijs, nirvana, of, naïever nog, het alweer achterhaalde, “einde van de geschiedenis”. No way. Bloeddorst en strijdlust zijn nooit ver weg geweest en te vrezen valt dat dat ook niet van ons zal wijken. De natiestaat als produkt van de ratio is vooralsnog het minst beroerde middel om dit te beteugelen met een verenigend Europa als goedbedoeld voorbeeld maar platte roedelzucht en een massieve lobbymacht knagen daar verbeten en jammerlijk succesrijk 24/7 aan.

Wetenschap als anker voor kennis blijft een beperkt gebied binnen ons besef doordat coherentie in de menselijke beleving noodzaak noch vanzelfsprekend is. Wiskunde bijvoorbeeld hoe zinnig ook bestaat niet verder dan in de menselijke perceptie. Het is een waarnemerstool. We verzinnen ordening in het beschouwen en leggen die over de werkelijkheid teneinde daar grip op te krijgen met veel goed gevolg binnen de wetenschap maar aan het eind van de dag valt ieder terug in de veel omvattende existentiële ‘kermis’ van het eerstepersoons waar-nemen en ratio speelt daar de tweede viool. Een echte rechte lijn is een denkbeeld en is nergens in het heelal te vinden; recht is onnatuurlijk, chargeer ik dan. We menen verstandelijk te leven maar instincten en preoccupaties voeren de regie. Onze ‘dierlijkheid’ wordt als achterlijk, als te overwinnen, weggezet maar evengoed is daar de ingang om nietsontziend ‘in te breken’ en onze denkbeelden te vormen. Velen worden zo gemakkelijk tot gedwee consument van suffe spulletjes (Neofeodaal: menu). Alsof we daartoe op aarde zijn. Samenleven sloeg door naar economie, economisme en financialisme en ons muzische deel wordt weggezet als tweederangs belevenis hoewel verstand én gevoel beiden evenzeer in het luchtledige bungelen. Pfffff, nadat de mens eeuwenlang tot ootmoedig erfzondaar werd gepraat moet hij zichzelf nu welvarend consumeren en gamen, liefst door het maken van schulden want dat schept geld. Big Finance als opvolger van Big Religion. Ik zie die twee nog eens gaan samenvallen voor zover dat niet al bereikt is.

Kortom bezie ik het leeuwendeel van de gesprekken tussen mensen veel meer als zang, muziek, geluid met een instinctieve functie en pathetiek alom. Fervent op  zoek naar zin, naar steun, naar verbinding. Dat stemt ook meer overeen met onze ware geschiedenis die cyclisch verloopt en met een mens die al millennia dezelfde blijft (menu), alles evenzeer dierlijk als hetgeen we aan de fauna toeschrijven. De Verlichting heeft allerlei kwesties verhelderd maar de menselijke conditie blijft een mistige zaak. Ons bestaan overstijgt op geen moment het niveau ‘speeltuin’ en hoe erg is dat ? In politiek commentaar wordt met dédain naar onderbuikgevoelens verwezen, maar ik meen dat daar de blauwdruk van de mens nu eenmaal ligt. Wie dat register kleineert, verhindert een waarachtig inzicht in mens én electoraat; gooit het kind met het badwater weg. Populisten daarentegen bespelen deze ontvankelijkheid zonder gêne en maken wetenschap met haar ratio verdacht waar juist samenleven een portie logica en discipline van allen vraagt. Maar een decisief deel van de kiezers is dezer dagen ook in het stemhokje meer muzisch dan rationeel. Wetenschap heeft ons veel gebracht maar heeft in de existentie niet het laatste woord. Het spijt me voor Richard Dawkins maar dit inzicht leek zijn pet te boven te gaan. En voor wie tot in de puntjes doordenkt is er zonder geloof, geen weten, is er zonder waan geen zinnigheid. Carlo Rovelli houdt ons dit gemotiveerd voor. 

In weer andere woorden: in het leven van alledag is de semantische kant van taal niet maatgevend en hanteren velen eerder contact en verbroedering door het effect van klank, toon en ritme naast lichaamstaal en alle bijkomend decorum. De inhoud van onze gesprekken snijdt doorgaans niet veel dieper dan de uitwisseling van affectie en het geruststellen van elkaar. Zulk gebruik van taal is eerder tribaal, muzikaal en dierlijk door klank en aanvullende make-up waardoor de mens al gauw lijkt op de mannelijke paradijsvogel. We gaan elkaar aaien, sussen, niet afvallen, niet aanvallen. Wederkerig vormen we voor de ander dan een knappend haardvuurtje. We zoeken stamgenoten en kruipen nog dichter bij elkaar door gedeelde vijandbeelden. Praten elkaar naar de bek ! Voilá opnieuw het oevre van Shakespearre. In mijn eigen leven krijg ik de zaak dan ook niet ‘rond’ zonder een flink portie ‘losheid’ en zelfspot. En ook al lijken de ondiepe betogen in kroegen, junkholes en volksbuurten slaapverwekkend en getuigen ze schijnbaar van een klein palet, ze worden aangestuurd door dezelfde driften, verlangens en noden als de wereldwijze bestuurlijke elite tot wie zo’n grote afstand lijkt te bestaan. We zijn niet meer waard dan welke diersoort ook. Niks Kroon op de Schepping. Dat is een waan gelijk de kleren van de keizer.

Over muziek-instrumenten gesproken. Wij zijn zelf te beschouwen als snaren, trommelvellen, trillingzenders en ontvangers en aldus zijn we veel meer intuïtief, instinctief gevormd door een onstuimig sensorium dan rationeel betrokken op de omgeving. Was de Verlichting dan niet de grote metamorfose van primitief naar verstandelijk zoals dat wel beweerd en geloofd wordt ? Is verstand, keuzevrijheid, niet veeleer een mankement in de zin van gebrek aan instinct ? Existentiële radeloosheid is veeleer iets van de mens dan van de dieren.

Zang in een onbekende taal raakt mij gemakkelijk zonder inzicht in hetgeen waarnaar de woorden verwijzen en in alle geschreven tekst ligt evenzeer een tonale partituur besloten. In stilte lezend buzzt het klankspel van de tekst door onze klankkast en worden we geraakt (of niet). Geluid dat net als geur een directere inslag op onze beleving heeft dan de in directe betekenis van woorden. Tijdens een gesprek luistert onze huid en middenrif mee naar klank, ritme van de stemgeluiden en vooral ook naar de variaties daarin. Hypergevoelig zijn we voor de hints in geluidswendingen naar toonhoogte, volume, ritme, alles samen met gezichtsuitdrukking etc. De stem is ons het meest vertrouwd en veelzeggend.

(Solerende instrumentalisten kunnen op hun kop gaan staan en gitaristen, violisten, pianisten kunnen persen wat zij willen, maar snaren en andere trillers krijgen zelden het rakend vermogen van de stem. Blaasinstrumenten lijken betere kaarten te hebben door de luchstroom die ze met stemgeluid gemeen hebben, de techniek komt meer overeen maar Miles Davis, Chet Baker, Cris Hinze, Ian Anderson (Jethro Tull) konden blazen en rode hoofden krijgen wat ze wilden, stemgeluid is het rijkst beladen met emo-info. Het is het geluid dat onze soort altijd heeft omgeven. Drager van het totale palet aan sprekende emoties.)

Over het weten van het lichaam, van vingers die zelfs lezen mogelijk maken, van eigen aanleg en kunde van ons lijf en wat het aan kennis vergaart in de loop van een leven. Wat dacht je van dans en van al wat een lichaam kan leren door oefening ?

Instant be-leven.                         Een samenkomst van mijn ideëen over instantaan beleven en de “huivering mens” zie ik als mijn gitaar en ik elkaar bespelen. Wederkerig. Zó speel ik en zó leef ik ook het liefst. Zó ook bereid ik mijn eten vanuit actuele honger, bedrijf ik de liefde, verbouwde ik huizen, werk ik in mijn tuin. Ogenblikkelijk. Tijdens de vele verbouwingen zei ik vaak dat het bestek tijdens de uitvoering ontstaat. Wij zijn op zo’n moment aanzet maar ook klankkast voor de eigen ondervinding. We roepen iets en ondergaan de echo daarvan in onszelf, gooien stenen in ‘het water’ en voelen iets in onszelf golven. Dáár zit ergens ‘het autonome’ van ons sensorium, van dat stel sensaties dat samen één mens vormt. ‘Het ijzer smeden als het heet is’, geldt dan ook voor onze beschouwing en deelname. Een ‘bijenkast’ vol neurale activiteit. Daarin passen ook mijn schreeuwpartijen in de loop van lange eenzame autoritten door Europa. Ik schreeuw mijn eigen binnenste aan en onderga daarvan het effect. Instantane vorming. Het is een milde vorm van mezelf laten schrikken wat me nooit echt is gelukt, maar de echo van m’n eigen kabaal doet iets met me. En niet alleen wil ik hier uitdrukken dat ik zó leef, maar ik raak daar ook aan de constructie van de mens. Want ik ben niks bijzonders. Ieder van ons zindert en ondervindt. Verwoording is dan bijzaak doordat vóór de woorden het fenomenencomplex zijn ogenblikkelijke werk al doet zoals beelden ons veel sneller iets ‘zeggen’ dan woorden. De kermis ‘leven’ valt almaar, daartoe genood of niet, met de deur in huis. Onafgebroken. De mens ontsnapt er niet aan door fenomenen overvallen te woorden en de ordening in taal of wis-kunde helpt hem slechts ten dele.

Over instant muziek. Een vuurtje stoken.

Mijn muziseermethode lijkt sterk op de wijze waarop ik schrijf: ik noem dat klimmen in een boom die ik onderwijl verzin. In een verregaand eigen zinnigheid. Moet bekennen dat dit zich in weinig onderscheidt van fabuleren zoals kinderen dat doen. En zo speelde Nono Ego een jaar of zestien lang wekelijks, de laatste jaren op zaterdag van 1100 tot 1600. We kwam bij elkaar, zaten aan tafel met koffie en al spoedig met bier, praatten wat met elkaar met de instrumenten gestemd en aangesloten en de recorder op scherp. Terloops begon iemand te spelen, te zoeken en voor zover dat een ander aansprak “stapte die in” en leverde een eigen bijdrage terwijl en passant en stilzwijgend duidelijk werd welke kant het op moest met het stukje geluid dat al gauw als muziek gold. En zodra dat wat reliëf, koers en inhoud kreeg, speelden we zo’n stuk door en de boel kon dan wel eens goed ‘in de hens‘ gaan. Al in een vroeg stadium heb ik afgeleerd om de recorder pas dán aan te zetten als er “iets zinnigs gebeurde” want die aanpak was de beste manier om goede stukken te missen. En hoewel er ontzettend veel stukken niet of niet goed zijn opgenomen door de grimmige en schijnbare wetmatigheid dat er juist als er iets lukt de recorder is uitgesprongen, de tape op z’n einde, de drums of de bas niet worden opgenomen of wat ook, zijn er veel stukken tamelijk goed vastgelegd met dank aan mijzelf want niemand anders heeft zich ooit over het opnemen van onze muzieksels bekommerd.  Tot zover Nono Ego.

Alleen wat aan onze grondslag bijdraagt wil ik meenemen naar het axiomatisch mensmodel dat ik najaag. Een verklarend model voor oorlog, vrede, liefde, haat, compassie en zelfzucht en dat alles includerend, nie-mand uitgezonderd. Met ruimte voor het gelijk van ieder in diens onvermijdelijke eerstepersoon (menu: de epe). Zoals een goed muziekstuk nauwelijks beter wordt van de woorden, maar de klankkleuren, warmte, trilling allesoverstijgend met luisteraars op de loop kunnen gaan. Sfeer is alles; in de grondslag van de mens is de ratio weinig meer dan een hick-up, een bubble binnen de existentie. Voelers zijn we, huiveraars, bij-gelovers, roddelaars. Verbeeld je maar niet te veel over jezelf. Zelfspot lijkt de zinnigste way-out..

Muziektheorie heeft mij nooit bereikt. Dat is misschien spijtig want als ik de moeite had genomen, had ik veel gemakkelijker met anderen kunnen samenspelen ook al is theorie niet meer dan een rationele ‘bouwsteiger’ die direct na de oprichting van het toneel moet verdwijnen. Daarentegen moest ik bij gebreke van houvast vanaf een lessenaar voor mijn neus of de partituur in mijn hoofd eerst geraakt worden en kon dan pas het ‘vuurtje gaan stoken’. Door dit gebrek geldt dat ik, doorgaans op de gitaar, de eerste aanzet moet geven want “instappen” zonder inzicht in solfège lukt maar zelden. Tegelijk is mijn kleine eigenaardigheidje, mijn talentje juist gelegen in de vaak onconventionele harmonieën die dan naar boven komen. Muziekvriend Wilm zei dan ‘wees maar blij dat je niet te veel weet, dan kun je ook niet in de war raken’. Zou kunnen. Ik doe het maar zoals het gaat. Maar hier nog meer dan elders ben ik totaal afhankelijk van het moment. Ik mis dragende kennis om op terug te vallen. Hoe dan ook: “de slang moet opkomen uit de mand”. Het geluid moet betekenende samenhang, muziek worden. Zichzelf verhelderen, aanspreken en geen vragen oproepen. Zin aanreiken, raken, engageren, fascineren, boeien. De toeweiding van de muzikant zet zich in de luisteraar voort. Hoe dan ook. En dat vérgt van wie speelt. En van wie luistert.

Live- muziek is fysiek, momentaan. Onverschillig of je instant speelt of vaste, bestaande stukken uitvoert. Het tijdruimteschilderij bestaand in samenhangende liefst harmoniërende geluidstrilling verlopend van moment naar moment in een zekere duur moet telkens opnieuw te voorschijn komen.  Alsof telkens weer de Nachtwacht wordt geschilderd, liefst beter nog dan de vorige keer, virtuozer, zie de zwoegende dirigent en zijn orkestbak vol partituurvee of de gedrogeerde popmuzikant. Vechtend, persend om de gewilde betekening tevoorschijn te krijgen. Ze moeten telkens weer dat ‘kind’ baren, vlammen, gloeien. Publiek ervaart muziek graag life. Elders schreef ik al eens over het verschil in moeizaamheid tussen beeldende kunstenaars die iets één keer maken en daarna nog slechts wat promotie (laten) doen en uitvoerende muzikanten. Gemiddeld worden kunstschilders, schrijvers cs dan ook ouder dan muzikanten. Maar het intense genieten maakt veel goed. Het opgaan in musiceren was een van de peilers in mijn bestaan. Ik heb er op geheel eigen-wijze intens van genoten.

Zierikzee, mei 2004