Memento momento. De werkelijkheid aan het woord

Momentaniteit, momentaanheid: ieder moment z’n eigen gewaarwording.

Op dát moment. In de lichtval en de beleving van het eenmalig tóen, dáár, van diégene.

1. Mijn huisje staat te koop en enkele maanden geleden werd me de vraagprijs geboden. Ik heb dat bod niet aanvaard omdat de overdracht binnen enkele weken moest plaatsvinden en ik geen nieuw onderkomen had. Ik was daarbij niet echt ontevreden over de woning zodat het al dan niet verkopen me onverschillig liet. In dat laatste is verandering gekomen. Ik wil er nu weg. Dat zou reden kunnen vormen om spijt te hebben van de afwijzing van dat bod maar ik zou daarmee miskennen dat ik destijds anders naar het huisje keek dan nu. Ik zou aspecten van toen en nu uit hun moment losmaken om ze vervolgens te plaatsen waar ze niet thuis horen. Ik belast mijzelf dan met valse spijt. Ik misken zo de momentaniteit van een gebeurtenis. Dit soort vergissing zie ik veelvuldig om mij heen. Hoe de mens telkens weer feitaspecten miskent en manipuleert en ze, veelal onbewust, ondergeschikt maakt aan welgevallig narratief in het heden. Niet alleen machthebbers op macro-schaal bezigen propaganda. Ook de enkeling is er van doortrokken. Ieder maakt zichzelf wat wijs, onvermijdelijk. Gechargeerd zeg ik dan: niemand is géén wappie. Het is ook niet zo gek. Van al het “losse zand” om ons heen moeten we zelf iets maken; narratieven en illusies zijn daarbij noodzaak en dat komt goed uit want daardoor kunnen we grip krijgen op de eigen beleving. Er ontstaan zo vertrouwde contouren in ons besef en, placebo of niet, het stelt gerust. Zo ken ik mensen die ook wel weten dat God niet bestaat, maar die niettemin een keurig christelijk leven leiden want het verschaft rust en regelmaat. Geef ze eens ongelijk. Het is dan niet primair van belang of je de verhalen en geboden letterlijk neemt of als mythe. Maar oog voor de val van momentaniteit komt ieders eigen geloofwaardigheid ten goede.

2. Ik was ook twee keer gehuwd, eerst 16 jaar en na 8 jaar alleen weer 10 jaar getrouwd. Als een relatie ten einde komt, hoor je wel zeggen dat die mitsdien mislukt is en niet had moeten worden aangegaan maar ik had geen van die huwelijken willen missen. Hoewel ik van beide scheidingen het oorzakencomplex nog weet, staat me ook de adembenemende verliefdheid waarmee het allemaal begon nog zonneklaar voor ogen. Ik was telkens gelukkig getrouwd en ben zonder wrok gescheiden. Alle vier de gebeurtenissen waren in hun eigen moment een stap voorwaarts. Dat kan alleen maar doordat ik de gebeurtenissen in hun moment laat. Ik pluk ze niet als bloemen uit het veld weg om mij in mijn hoofd naar believen toe te kunnen verhouden maar laat ze ‘in het veld’ waarin ze zich afspeelden. Ik ga terug naar al die oorspronkelijke configuraties en weersta zo de verleiding van het romantiseren, wat vaak niets anders is dan zelfrechtvaardigen door “bloemschikken”. In echtscheidingsprocedures die ik behandelde heb ik er telkens weer op gehamerd om de beleving uit het begin van de relatie niet uit het oog te verliezen. Ik weigerde daarbij om mee te gaan in de vaak verwijtende opstelling van de klant. “Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen” zegt men ook wel om momentaniteit te duiden.

Casus 3 : Ik ben sinds mijn vroege jeugd graag aan de waterkant en had vanaf mijn 10e jaar bootjes van klein naar almaar groter. Dat bracht heel veel werk en kosten en (inmiddels 66) sinds nog maar 12 jaar heb ik het ideale bootje. Klein, polyester, kan zeilen, heeft een motortje, staat op een trailer in de tuin, kan er nét in slapen, alles kan in het heel klein. Kosten vrijwel nul. Onafhankelijkheid is troef. Maar de conclusie dat ik op mijn tiende dit bootje had moeten kopen is mathematisch misschien juist maar menselijkerwijs is het te kort door de bocht. Zo vergaat het ons in het leven. Aldoende de eigen gebruiksaanwijzing bevroeden. Die kwam immers niet mee uit de baarmoeder. Klunend langs de landmarks, de momenten in het hoogst eigen leven.

Dát je waarneming afhangt van hoe je kijkt is één, maar hoe genoemd ‘bloemschikken’ daarop verstorend kan werken, is wat mij hier bezig houdt. Bias, neiging, doorgaans gevormd door wat we willen, hopen, is in onze waarneming verregaand bepalend voor de ‘feiten’ die we terug ontvangen en we zijn sterk geneigd onszelf daarbij in de kaart te spelen; feiten afkomstig uit verschillende momenten welgevallig samen voegen en daarop voortborduren. De invloed van wat we hopen, wensen zit daarbij als het konijn in de hoed, of beter als adder onder het gras en ik meen dergelijk zelfbehagen te moeten belichten.

4. In een andere setting werkt de menselijke neiging, diens bias eveneens ontsporend. Jijzelf of een kind van je vertrekt voor een reis van enkele maanden. In auto’s, bussen, vreemd verkeer, veerboten, vliegtuigen, onbekende steden en de risico’s die je voor je ziet bezorgen je kippevel. Maar wie de reis van minuut tot minuut mee maakt, is zich van bijzonder verhoogde risico’s niet bewust. In onze voorafgaande denkbeeld comprimeren we het tijdsverloop en de gevaarfactor voor de totale reis kennen we er nu toe per moment aan toe. We jagen onszelf daarmee nodeloos angst aan. We overdrijven de kans op gevaar door niet alles in het eigen tijdsverloop te laten.

Zo ook Dierk, buurman op een camping in Estland, die na enkele leuke dagen samen niet definitief afscheid wilde nemen door het maken van een afspraak nadien bij hem in Köln. Een veel geziene gezamenlijke dwaling dient dan om het moment van afscheid ‘leuk’, licht verteerbaar te houden. Een afscheid gelardeerd met valse slingers zoals ik dat intussen wel ken, daarvan komt niets terecht en dan is het realistischer en wat mij betreft aangenamer om dat ter plekke te beseffen en het “we gaan elkaar weer zien” over te slaan, want dat gebeurt domweg niet. Alles om de rauwe werkelijkheid te verzachten, te verdunnen met iets dat nog komen gaat maar ik vind het mooier, échter om dat dan ook te beseffen,uit te spreken desnoods en zonder adresuitwisseling te vertrekken. Alleen dán neem je het juiste afscheid, zonder zalvend maar troebel narratief. Bloemschikken is voor romanschrijvers.

Vergeving is ook een leerstuk dat momentaniteitsbesef vergt. De daden van toen vonden plaats in een eigen feiten- en standpuntenconstellatie en als de doorwerking daarvan in heden en toekomst een obstructie voor de huidige gemeenschap vormt, moet er iets gebeuren. We ‘dumpen’ de doorwerking van gepasseerde gebeurtenissen om voortgang en ‘genezing’ mogelijk te maken. Verwerking van rouw en wrok vergen gewoonlijk royaal tijdsverloop en men tracht dan fastforward te ‘spoelen’. In het belang van iedereen.

Omkijkend oordelen we nú over tóen en dan is het van belang aan de verschillende tijdsgewrichten het meest juiste perspectief toe te kennen zonder het verleden als dictaat voor heden en toekomst te laten gelden. Zoals verjaring ook veeleer wordt gedragen door opportuniteit dan door inhoudelijke argumenten. Waarheidscommissies geven ruimte en woorden aan besef van momentaniteit en trachten zo’n ‘zoute hap’ bij ieder door de keel te krijgen. Opdat men verder kan. Precies zoals alle samenleven en democratie slikken om niet te stikken van ons vraagt. Die commissies weken de mens los uit diens ferventie, de verbetenheid, in dwaling of niet, van destijds. Misschien wel slechts omdat er anders geen voortgang mogelijk is. Zand erover. Of denk aan de rechter die diefstal van een brood niet bestrafte omdat de dader waarlijk honger had. Feiten in het licht van het eigen moment. Noodweer. Ethiek is dan al gauw geabstraheerd opportunisme en eerder mythisch dan menselijk. With your feet on the floor and your head in the clouds you must be very big man.

Binding aan het moment wordt versterkt doordat niet alleen onze gedachten en onze visuele beleving het moment in zijn volheid ondergaan maar ook doordat het gehele beseffende lichaam in dát moment verblijft. Geuren, geluiden, kleuren, de gehele sfeer, zelfs luchtdruk (!) wordt geregistreerd door ons lichaam, ons uiterst ontvankelijke neurale stelsel. Dat draagt allemaal bij aan verankering in momenten en ze daaruit weghalen vergt kennistheoretische discipline. Of sla ik nu door ?

Een enkele keer kom je bij iemand binnen die beeldhouwt of kunstschildert en de onvermijdelijke confrontatie met diens werken en de stille roep om jouw standpunt is dan niet ver weg. Al vroeg had ik in de gaten dat ik á la minuut geen standpunt heb jegens andermans ijver en kijkend naar al dat verse moois was mijn commentaar vaak: “welnu ik ben benieuwd wat ik er ga vinden”. Zoiets geeft niet alleen een aangename time-out voor een eventuele sociaal ongewenste reactie maar ik merkte keer op keer dat ik die tijd ook waarlijk nodig had om het getoonde een plek in mijn bevinden te geven. Om het werkje gelegenheid te geven zich aan mij uit te leggen. Van lezers, kijkers, luisteraars mag gevraagd worden moeite te doen, werken tegemoet te komen. Als in een con-versatie. Mijn waarneming heeft niet direct de meest juiste inbedding. Het moet “indalen” in een meer gedragen besef en zo erkent men het belang van momenten.

Ik heb sinds mijn 10e jaar heel veel tijd besteed aan musiceren. Meestal op een akoestische gitaar en zo’n 15 jaar lang heb ik met drie andere muzikanten vrijwel wekelijks muziek gemaakt. Wij werkten er maar zelden aan om vaste muziekstukken te creëeren. Onze muziek was instant-muziek. Iemand begon, anderen haakten in, we zochten elkaars hand als ‘in een duister’ of ‘onder tafel’ en het stuk kreeg gezicht, voor- en achterkant om uiteindelijk vaak tot een slot te komen. Niet alles lukte maar het meeste ging goed, liep als een trein en wij hadden intens veel plezier. Het leeuwendeel van die stukken heb ik zo goed mogelijk opgenomen met recorders van uiteenlopende kwaliteit. Maar het terugluisteren van die stukken levert niet hetzelfde soort entertainment op als wanneer er welbewust gecomponeerd zou zijn. Onze muziekstukken zaten vast in het moment waarop gespeeld werd zoals ook een kampvuur slechts eenmalig een vuur is en een filmpje daarvan een minder volwaardig aftreksel is. Het terugluisteren van mijn opnamen is vooral van betekenis voor de vier die destijds speelden. Zij herinneren zich nog de gang van zaken en de couleur van het moment. Veel meer dan anderen bezorgen die opnamen ons nog blosjes van opwinding op de wangen. Voor ons leeft dat geluid en die momenten nog enorm. Wij keren gemakkelijk terug naar die momenten waar andere luisteraars zich vooral afvragen waarom niet alles gelikt verloopt.

Besef van momentaniteit betekent dat je terugkijkend ook de ‘sleutel’ waarin je destijds zelf stond naast alle overige invloeden van dat moment probeert te betrekken in een (her)beschouwing. Al wat op je inwerkt, van binnenuit (je sensoriale/ neurale lading) en van buitenaf het licht, de lucht, je belang, je tics, de luchtdruk, de geuren, geluiden op dat moment. Al te gemakkelijk maken we werkelijkheidsdelen los uit dat eigen moment waardoor de dingen geabstraheerd raken en onze fantasie er graag en rap mee op de loop gaat. Oog voor momentaanheid is een tool tegen selfpleasende (her-)narrativering, dat anders al gauw zelfbegoocheling wordt. We zien te snel wat we willen, hopen, behoeven, wensen. Dat was destijds zo en geldt voor nu, terugkijkend, wederom. Zoals het afpellen van sedimenten in de geologie precisie vergt, door laagje voor laagje bloot te leggen, zo nauwkeurig moeten we de toenmalige werkelijkheid intact laten en in het eigen moment beschouwen. Realiter blijven en dat ook, júist tegenover jezelf. Wij mensen lijken daarvoor niet in de wieg gelegd. Wij zien domweg wat ons het best schikt en spannen feiten genadeloos voor het eigen karretje. Als truc tot zelfhandhaving is dat misschien zo slecht nog niet, maar van zuivere waarneming is dan geen sprake meer. Onze waarneming is in de loop van onze evolutie ontstaan en is primair gericht op zelfbehoud en in het kielzog daarvan, zelfrechtvaardiging. Hou het eigen oordeel eens tegen het licht. Dat heeft niet alleen nut in de wetenschapsleer.

Momentaanheid.

Waarnemen met achterdocht jegens de eigen ook weer momentane perceptie is mitsdien geboden. Daarbij weten dat de mens geneigd is tot het waarmaken van wat men hoopt. Ook als mensen ter plaatse dezelfde feiten beschouwen, kunnen hun waarnemingen berassend ver uiteen lopen. Onderzoek aan de juistheid van getuigenverklaringen toont dat telkens opnieuw aan. Elders wees ik al op de nauwelijks verenigbare verslagen van mensen uit hetzelfde gezin terugkijkend op hun jeugd. Het is kennelijk een evolutionaire verdienste om aldus conveniërend te beschouwen zoals ook religie van een afstand beschouwd vóór al een perfecte tranquillizer is. Sprookjes als maatwerk zowel als confectie, houden de mens buiten het gekkenhuis en dat een eerste vereiste die onvermijdelijk voorafgaat aan nut en noodzaak van de juistheid van waar-neming.

De werkelijkheid van buiten ons is telkens maar eventjes “aan het woord” en wie bewust signaleert en alert reageert zal als een wavesurfer in het moment plannen en handelen; het plan ontstaat dan tijdens de uitvoering. De actuele dynamiek van de dingen stuurt de deelnemers aan. Zoals tijdens dansen, wavesurfen, autorijden, skydiven en last but not least omgaan met de andere mensen en vergeet niet waar onze blauwdruk vandaan komt: van tienduizenden jaren levend op de steppen die vol gevaar dat plotseling opkwam razendsnelle reacties noodzakelijk maakte. Het vergt een getraind sensorium, een geoefend lichaam, om die handelingen te doen slagen. Vooraf en vanaf de tekentafel is het moment suprême maar ten dele voor te bereiden. De volle voortdravende werkelijkheid verdient soms alle aandacht en de menselijke neiging tot narrativering en geruststelling moet voor even in de wachtstand, nu eerst die wave “afriden” ! Wanen en sprookjes voor even op ‘hold’. Geheel andersom zijn tradities en liturgieën methoden om een gedragen narratief de werkelijkheid in te prakken, fraaier verwoord: te implementeren. Zoals scanderen en juichen feiten kunnen steunen en sturen. Een poging om een zinnige waan ‘waar’ te maken. Zoals ik vaak gezien heb hoe publiek na een concert de staande ovatie vooral hanteerde om zichzelf te betonen bij iets belangrijks aanwezig te zijn geweest. Allemaal goed, zolang het met een knipoog gebeurt.

Tijdmisplaatstheid.

Besef van momentaanheid kan je er ook toe brengen om sentimenten te weerstaan, oude spullen alsnog weg te gooien (stammen uit een ander frame, een verouderde waarneming en ontberen nu de betekenis van destijds) alles als een soort inverse van spijt, misplaatstheid in tijd. Zoals ook de goed bedoelde herhaling van een eerder geslaagd feestje of dagje-uit nogal eens mis gaat door te weinig oog voor momentgebondenheid van de toenmalig menselijk en feitelijk bestanddelen van de gebeurtenis.

Welbewust omgaan met momentgebondenheid zien we ook in spoken word en events zoals instant muziek (al heeft ook iedere life-uitvoering van van partituur gespeelde stukken een eigen verschijning en verdienste). Dat allemaal benadrukt en viert de weergaloze uniciteit van ieder moment. Ik vergelijk dat met vuurtje stoken en geen vuur was ooit hetzelfde noch zal ooit eender zijn, hoeveel AI er ook ontwikkeld wordt.

Oog voor momentaanheid, voor de eenmaligheid van elk moment mag ook aanleiding zijn om op latere leeftijd niet te snel te klagen over de huidige dag en haar pijntjes, want laten we in het oog houden dat het mooie van gisteren het ook ook nú nog verdient door te klinken. (evenals wat ik elders betoog aan ‘het fijne aan kunnen’; genieten van de mogelijkheid zonder die uit te voeren) Beter niet blijven hangen in de klacht, de bleus dat het voorbij is. Zoals gezegd wordt dat je pas dood bent als er niemand meer aan je denkt, zo zijn je mooie momenten pas echt weg wanneer ze niet meer in jouw personalicum rondechoëen. Het lijkt er wel eens op dat stervenden, ongeneeslijk zieken hun leven als vergeefs beschouwen, maar de mooie dingen zijn er toch maar wel geweest. Zoals mijn moeder aan het eind van een fijne dag wel eens zei: ”Zo, deze dag nemen ze me niet meer af”. We zijn hier ook weer terug bij de echtscheiding die niet terugwerkend het gehele huwelijk vergeefs mag maken. Ook benadrukte ik in gesprekken met ongeneselijk zieken wel eens dat het op dat moment lijkt alsof de ander sterft en ik niet maar dat er met een beetje uitzoomen een ander beter beeld ontstaat; we gaan beiden maar de een wat eerder.

Zo ook hoor je wel zeggen “ik zou mijn leven zó weer eender over doen” maar de ondoenlijkheid hiervan ligt besloten in momentaanheid en zo’n uitspraak moet dan ook maar beschouwd worden als een algemene uiting van tevredenheid over dat bestaan. Al zou het ook weer een brokje persoonlijke mythologisering kunnen zijn.

Abstraheren, weg uit de onwelgevallige hardware van de werkelijkheid is wat de mens maar al te snel en graag doet met vervolgens een voorrang voor meningen boven feiten. Dromers, framers, liefhebbers van sprookjes zijn we, elfjes eigenlijk. De feitelijke vaak ruige werkelijkheid is het eerste wat we maar wat graag prijs geven, afschaffen zelfs of terzijde stellen zoals dat in kunst en religie plaats vindt. Als we al in staat zijn feiten vast te nemen, te be-grijpen in het lopende moment (elders gebruik ik de bandrecorderkopmetafoor), direct deelnemend, surfend, is taal de tang waarmee we die greep doen. We verwijzen naar eerder of later, naar geschiedenis of toekomst en afgezien van fenomenologie is taal ook voor de actualiteit onze belangrijkste grip en dan opeens is taal een lastige gereedschapskist die bovendien consensus vergt. Maar verwoording geeft al te snel schijnduidelijkheid. De blinde vlekken die hierbij tot verwaarlozing van de werkelijkheid leiden, meen ik hier aan de orde te stellen. Behalve de tournure in “ce ci n’est pas un pipe’ richten we onze wanen op als een selfpleasing hofhouding, We bouwen daar een epe omheen. Taal speelt hier een kolossale rol en biedt ruimte aan propaganda en religie, aan notaties en connotaties maar evengoed aan wetenschap en vredesonderhandelingen. Taal zit vol gevaar. Ik zie mensen er mee bezig als op een ingezeepte helling. Taal vraagt om een bijsluiter waaraan ik hier tracht te werken maar ook dat weer, door middel van……….. woorden, ahum.

Ten hoogste immers leveren wij elkaar en vissen wij uit de omgeving ‘bouwstenen’ waarmee wij een leefbaar of prettig zeldbeeld samenstellen. Precies zoals de canon (in Ned bij voorkeur met miskenning van slavernij en VOC-criminaliteit.) een canon die immers ook maar een mandje afgestemd op het comfort van hen die overleven is. Als een comfortzone voor gemeenschappen. Niet zozeer waar maar verbindend en intern vredelievend mitsdien en voor al dáárdoor gelegitimeerd. De scheefheid hiervan verschilt niet van de verleiding van machthebbers en machtzoekers om een simpel narratief, propaganda, te hanteren om de massa onder één noemer te krijgen. Con-verseren is naar elkaar toe praten, elkaar tegemoet komen en dat scheelt maar weinig met “elkaar naar de bek praten” dat dan weer niet goed zou zijn. In een ander schrijfsel betoog ik dat de bureaucratie geen canon verdraagt. Het is saai, naar, inefficiënt maar het is het hoogst haalbare. Helaas “verkoopt” het slecht en wensen de hordes een verhaal.

Wat heb je aan al dit ge-besef ?
Onze waar-neming is verregaand ‘vervuild’ door zelfbehagen en een veel voorkomende fout die er uitspringt is hier aan de orde. Een juister zelfbeeld draagt bij aan een beter leven. Het is een uitnodiging tot zelfkritiek en het zou bij voorbeeld een betere levensloopplanning kunnen opleveren, beter dan door “bloemschikken”, cherrypicking of hoe je het opleggen van een zelfrechtvaardigend verhaal aan je leven met verontachtzaming van de werkelijke gang van zaken ook maar wilt noemen.

Zo goed mogelijk realiter te leven met minder sprookjes om je heen geeft uiteindelijk meer grip op de werkelijke gang van zaken. Het is in de eerste plaats een zelfrelativering en aldus een manier om dichter bij feiten te komen door jezelf desnoods voor eventjes, op te schorten. Met respect voor de contemporaniteit van de gebeurtenissen. Dat geeft meer grip op je leven. Het verbetert de werking van “het stuur” waarvan ik al zo vaak heb beweerd dat ieders bestaan daar mee is uitgerust. Het wordt te weinig en te ondoordacht gebruikt.

Een beter inzicht in de eigen gebruiksaanwijzing komt allen ten goede. Meer ratio, minder verblindende zelfcompassie. Ook geeft het ruimte en een opmaat voor mijn bewering dat het beter en gemakkelijker is om jezelf, cq je beschouwing te veranderen dan de rest van de wereld. Alleen zó wordt samenleven mogelijk en Intussen hoef je je sprookjes niet af te zweren. Je kunt geloven in welke god of niet-god dan ook, zolang je daarnaast maar inziet dat het ook anders kan. Religie, ideologie als keuze en niet als lot. Wetend dat er meerdere ‘waarheden’ zijn waarna jij met overgave in jouw zuil, jouw bubbel rond kan gaan. Inzicht in de eigen ‘bouwtekening’ schaadt niets en niemand.

Zierikzee, zomer 2018

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.