(In bewerking)
Waarnemen
Waar is wat je gelooft. Geloof beantwoordt even ongemerkt als verregaand aan ieders hoop, wens, wil die voort komt uit de drang er(gens)bij te horen en die is begrensd door wat men ten hoogste kan verdragen of bevatten. Aldus wordt ieders waarheid maatwerk en dat in een bio-psycho-neurologische dynamiek die zich afspeelt op en rond ieders sensorium, zo geloof ik. Aldus zijn we niet slechts ons brein. Dat brein is fysiologisch én psychologisch volledig verknoopt met het lichaam en ook de positie in tijd en ruimte van betrokkene speelt mee in diens waar-neming. Het gevestigde begrip ‘definitie van de situatie’ raakt hieraan. Wie, zoals ik, mens en mensheid primair beschouwt vanuit de eerstepersoon moet dat proces ook wat tijd geven, het moet even duren om waar-achtig te kunnen zijn. “Durée noemt iemand dat. Mijn eerste persoon is geen foto, geen still maar film, wellicht meerdere door elkaar, of kennen we zoals een orgel registers. We bewonen aldus een levende sensatiezetel met impulsen van buitenaf en van binnenuit; voilá de eerstepersoon enkelvoud, de waar-nemer die ieder is. En ten gronde blijft. Dit beschouw ik als het primaire platform van alle beschouwing van het menselijke. Zo vermoed ik na 6 decennia opletten.
Waarheden, waanheden, besef.
Ieders waar-neming komt aldus uit de eigenste ‘smederij’ ook al is er veel onderlinge overeenkomst zoals ik dat aanvoer in ‘aan mezelf ken ik de ander’ (menu). Maar de eerstepersoons-perceptie kan niet straffeloos verlaten worden hoewel dat in de humaniora en ook daarbuiten in de politiek en meer almaar gebeurt. Klakkeloos begint het beschouwen van mens en mensheid bij bekende onderwerpen: behoefte aan veiligheid, zingeving, gezondheid, voortplanten, respect etc en bij de fenomenen die daar aan raken: vriendschappen, familierelaties, verenigingen, jongeren, ouderen, verkeer, toekomst, liefde, politiek, economie, voeding, sport en al wat mensen beroert maar die worden als in de lucht hangende entiteiten behandeld. Alles ververwijderd van de smederij en het momentum van daarnet. Het verlaten van de eerstepersoon abstraheert, ver-theoretiseert, koppelt los van de voorlopigheid en taalafhankelijkheid, van het wankele en momentane van ieders denkbeeld. De eerstepersoons-beleving wordt achter gelaten en men praat voort over abstracties die in nieuwsgaring of politiek metaforisch voortbestaan als humane aspecten. Wie de zaken depersonaliseert en los weekt uit hun ontstaansgrond hanteert abstracties van wanen en gaat al gauw aan voorbij de fenomenale, feitelijke inhoud van de thema’s. Het materiaal wat rest is voornamelijk fictief.
Het lemma ‘individu’ is in de gangbare opvatting de meest gepersonaliseerde beschouwing van de mens maar juist dié, die grijpt mis. Het voert de mens verkeerd ten tonele doordat náár de eerstepersoon gekeken wordt in plaats van er vanuit te gaan, de eerstepersoon als stand-punt. De klassieke sociologische blik verlost zichzelf al te gemakkelijk van de grillige geboortegrond van ieders momentane besef, bestaand in wankele vooral zelfbehagende wanen en die blik borduurt liever voort op metaforische abstracties, affectie, moraal, ambitie, intelligentie, liefde, etc en hun grafische en getalsmatige representaties opgesteld vanuit een drone- of helicopter-view of, wat rustiger, vanuit de luchtballon.
Zie de mens aangedreven en bijeengedreven door zin- en zelf-zucht hoewel nut en noodzaak zelfs van de hele soort niet te onderbouwen is. Maar ieders leven móet en zál ergens om draaien, érgens toe dienen. En de eerste mens verschilde daarin niet wezenlijk van de huidige al begon het allemaal wat overzichtelijker. Velen lijken de kale intrinsieke zinloosheid van menselijk bestaan verbeten te verstoppen achter opgeklopte urgenties en zogenaamd prangende dagelijkse noden. Daartegen is geen bezwaar aan te voeren behoudens waar men niet weet en ook niet wenst in te zien dat die noden en urgenties welbeschouwd niet meer dan wachtkamervermaak vormen. Een ietsje pietsje meer zelfspot of noem het zelfrelativering zou wonderen kunnen doen. Ik zou er dan wat rustiger naar kunnen kijken; bloedige ernst maar met een tussentijdse knipoog.
20 jaar geleden was online niets te vinden wat leek op mijn hier besproken eerstepersoons-stokpaard maar sinds enige tijd zijn de lemma’s “ik-heid” en “me-ness” tot ontwikkeling gekomen. De Nederlandse Wiki-versie laat ‘individualiteit’ nog niet los :”Het woord wordt gebruikt om de persoonlijke identiteit te beschrijven, vergelijkbaar met “individualiteit” of “persoonlijkheid” maar de Engelse versie komt al wat dichter bij wat ik hier probeer te duiden : “….. Me-ness means how I am myself and not someone else, so I must be special right? If there are other conscious beings around, why am I not them or ALL of them? Why is this experience mine?” Wat mij betreft is de mens onbewust toeschouwer van denkbeelden volgens eigen script en neemt hij dat alles graag voor objectief waar aan. Ik ben een film en zoek een doek. Enkele miljarden van ons roepen hun god’s wil aan als sluitstuk voor eigen waarheid. Mij best.
Om samen leven mogelijk te maken is er letterlijk en figuurlijk behoefte aan afstand tussen al die eerstepersonen. Ruimte om te kunnen verschillen van elkaar. Als op een dansvloer. Ook, beter nog, júist bij de beste vrienden en vriendinnen is behoud van de juiste afstand tot elkaar cruciaal. Ruimte voor ieders denk-beelden en stelligheden. Met uiteindelijk de mensenrechten als een geformaliseerd respect voor werkelijk iedereen. Spijtig blijft dat groepsvorming niet zonder vijanddenken lijkt te kunnen. Wat zou het fijn zijn als mensen leren standpunten te huldigen zonder daarbij noodzakelijk derden te verketteren; zonder de ander en ook wel zichzelf de dood in te jagen. Is het echt zo moeilijk om in te zien dat ruimte maken voor het gelijk van anderen heel veel gemakkelijker is dan te trachten de hele wereld jouw denkbeelden op te dringen ?
Niets komt onbewerkt tot ons.
Evengoed is ‘mijn’ mens een illusionist, onbewust volger van zelfgekozen denk-beelden; een VI-bril avant la lettre. De comfortzone die dat oplevert is veel meer noodzaak dan rariteit ook al wordt dat veelal als een afwijking genoemd. ‘Wat je ziet is hoe je kijkt’ en anders kijken geeft dan anders zien zoals kunst-beoefening en ambigue afbeeldingen duidelijk kunnen maken. Voor het wil en weet te zien. Je kunt ook zeggen dat zonder voorafgaande structurering onze zintuigelijke registraties een janboel blijven. De mens rolt zijn wish-kunde maar wat graag over de werkelijkheid uit; tuimelt oorspronkelijk als de kogel door een flipperkast en klampt zich vast aan de eerst voorbijkomende schijnbaar coherente mythe. En inderdaad geeft taal, onze valse lakei daartoe royaal de ruimte. Taal is onze goocheldoos en niet het vervoermiddel maar ook de soms verraderlijke grondstof van onze gedachten. Eenduidigheid is net als wiskunde een product van (de behoefte van) ons waarnemers, niet van de werkelijkheid. Taal verschaft niet zo maar de houdgreep die wij er aan toekennen zoals wetgevers maar al te goed weten. De misantropie, het steenkoude heelal, van H.P. Lovecraft loert om iedere hoek en dan is een behagelijke mythe het beste dat ons kan overkomen. Recht is onnatuurlijk. Daar, binnen ons sensorium-in-ruime-zin, maken we ‘foto’s’ en voorstellingen, brouwen opvattingen, ontwikkelen intuïtie, ordening en leggen we woordenboeken en wetten vast en grijpen we naar wiskunde. Of is het wishkunde? Dat we zaken vanuit eigen veronderstellingen projecteren op de werkelijkheid is een manier om niet gek te worden. Wij wonen, werken, leven immers, anders dan dieren, grotendeels buiten het hier en nu, in cultuur, in veronderstellingen over gisteren, morgen en elders. Andere dieren leven vrijwel uitsluitend ter plaatse van wat ik de opnamekop (zoals van bandrecorders) noem, dáár waar de werkelijkheid zich voor heel even aan laat raken. Alles daarvóór is toekomst en daarna is het verleden tijd. Dat valt niet mee zonder instinct en met al die keuzes die we dan hebben en de beelden die we vormen. Versimpelen is dan noodzaak maar al te gauw nemen we dan afscheid van de voortgaande voorwoordelijke werkelijkheid, de fenomenen. We bewonen taalconstructies en veronderstellen zo vat te houden op wat ons overkomt. En taal faciliteert dat allemaal moeiteloos maar zonder kentheoretische discipline is coherentie in ons taalgebruik van alledag ver te zoeken. Ieder moment en ieder gesprek neemt moeiteloos een eigen horizon mee. Taal is open partituur die bij voorkeur getoonzet, gesproken wordt en verwoorden is nog wat anders dan verhelderen. Vastberadenheid is daarbij troef en de beste sprekers verwerven al snel de schijn van juistheid.
In weer andere woorden :
Zin geven. Vastigheid, coherentie scheppen. Wat je ziet, is hoe je kijkt. Waar-nemen, waar maken.
Zoals al het aardse leven een kortstondig uitstapje vanuit het kosmisch bestaan van onze bouwstenen is, zo vormt menselijke duiding en zingeving een kluwen hersenspinsels gekenmerkt door zelfbegoocheling; ik zie een dansend scheepje op de oceaan van het onvatbare. Een waggelend bibliotheekje, gedirigeerd door zeezieke filologen, publicisten, profeten van velerlei pluimage en wat wetenschappers, allen verbeten orakelend en grootgruttend in schijnbaar houvast. Welbeschouwd moet je al happy zijn als je ook maar iéts, wat dan ook, weet te geloven, iets voor waar weet te houden en dan niet te veel zeuren of dat ook écht waar ís. De speurtocht van de astronaut die god zocht was vooral vermakelijk. Gun ieder wat illusies. Laat ons alsjeblieft het bestaan van een behagend behangetje voorzien. Wat maakt het ook uit of het écht wáár is wat ik aanhang en het helpt dan al flink wanneer enkele anderen mijn perceptie delen. Zulk verbroederen baat mij veel meer dan het absolute gelijk. Al wat rust geeft en ons ook nog een beetje bij elkaar brengt, is goed. Samen in dat wiebelig schuitje, druk en tevreden met lukrake belijdenissen.
Ik vlucht in geval van zinzucht naar het hier en nu, de enige gelegenheid waarin de werkelijkheid aan te raken is. Daarbuiten wacht ons al te vaak de ‘brug der zuchten’ over elders, eerder of later zoals het zoogdier mens dat voornamelijk en onophoudelijk doet. Ik zoek graag het hier en nu met in de kern daarvan mijn lichamelijkheid, alles evenzeer concreet en vertrouwd. Van daaruit wijst het bestaan al gauw zelf de weg. Honger, kou, slaap, driftjes van velerlei soort. Mijn besef raakt dan weer “geaard” en dat geeft rust in de tent. Wie het acht decennia volhoudt, heeft het goed gedaan. Ook als hij het absolute antwoord nooit heeft gevonden. Voor wie zich in kwantummechanica verdiept is ook de directe fysieke omgeving ongrijpbaar doordat het waarnemen het object mede lijkt te bepalen maar hier houden we het simpel en hanteren vooralsnog de ‘oogkleppen’ van de klassieke mechanica. Eerst en vooral moet onze zinhonger gestild worden. Metavragen verworden al gauw en graag tot struikelblokken. Hoe dan ook moet ons besef ergens zin weten te tanken want zonder ‘kluif’ (werk, hobby, ziekte, problemen, begeertes) wordt het lastig. Bedwelming door drank of drugs vindt begrijpelijkerwijs op grote schaal plaats, maar mij bevredigt dat maar af en toe. Een gezond en wakker lijf is mij ook wat waard. Kijk eens naar de ruimte die supermarkten uittrekken voor alcoholhoudende drank. Grosso modo is de mens een zuiplap en een pillenslikker. Als de inbeeldingen, de religies en carrières niet voldoen grijpen we naar de middelen. Al dan niet op recept. Ik neem het niemand kwalijk.
Erkenning. De jacht op respect.
Al die enkelingen, die neurale eenheden, die sensoria, zijn in hun jacht naar zin ook uit op erkenning en respect zoals een baby en later een puber ook al zo graag mee wil tellen, gehoord wil worden. Er mogen zijn. Die babies krijsen op een tergfrequentie die niemand met rust laat: “ik zal mezelf handhaven”. En dat blijft een leven lang door gonzen in ieder van ons. Erbij horen, mee mogen doen, beter nog : gevraagd worden. Kijk !, ze houden rekening met me ! Dat zijn dan de lieve mensen. Deprivatie vroeg in de jeugd, de kleuterschool of daar ergens, richt daarentegen voor een leven lang ravages aan.
Kunst. Zelfdragendheid, onafhankelijkheid. Spelen in het gebied tussen kijken en zien.
De mens, meer standpuntengenerator dan kennisbank doet er goed aan die beheptheid onder ogen te zien. Vooral als een oefening in bescheidenheid om zo gemakkelijker verschillen met anderen te kunnen overbruggen. De ontdekking van nut en noodzaak van respect voor de ander is een inzicht dat in de huidige wereld zienderoog terrein verliest. Be-leefd zijn is evenals naastenliefde vóór al een eigen belang. Dat is geen altruïsme. Etiquette en diplomatie geven dat inzicht gestalte en de betrekkelijkheid van zin en betekenis reken ik tot het domein van de kunst die altijd ook levenskunst is: de ervaring dat anders kijken anders zien oplevert en dat je daarmee mag en kunt klooien. Voor wie het aandurft komt zo’n benadering uit bij : “zonder waan geen zinnigheid”.
Ik beschouw kunst als een betekenisspeeltuin. De plek waar we oefenen met zingeving. Een oefening die we goed kunnen gebruiken sinds de existentie zelf als onbeschreven blad aan ons verschijnt. Een doel, een waypoint, een urgentie in ons leven zal uit onszelf moeten komen. Uit gegoochel met perceptie, met taal, met beelden en inbeelding in het geheel van lichaam en geest. Ons lichaam zit vol met gewaarworders, beseffers, allemaal bij elkaar geveegd door het neurale systeem en het bewustzijn dat zich daarin ontwikkelt. Speel ermee. Maak zin, verzin zin, spreek zin af, leg zin op, kleineer zin, boetseer zin, woel zin om, begraaf het, gooi zin in de shredder, in de zwavel, giet het in hars, onthul zin, schiet het naar Jupiter. Oefening in betrokkenheid. Spelen met betekenis. En en passant wat oefening in zelfspot kan ook geen kwaad. Waag het toch om jezelf eens grondig uit te lachen.
Art is the oppositie of slavery. Orde, geen orde, plaatselijk orde, tollende orde, symmetrie, spiegelen, kruisverband, wat dan ook. Alles is goed en niets ook. Beter zelfs. Ontsnap aan het dagelijkse substraat om er opnieuw in terug te keren zoals je na vakantie zo prettig opnieuw kunt thuiskomen. Rommel eens wat aan ‘the eye of the beholder’. Wat je ziet, is hoe je kijkt. Trillingen van licht geluid, associaties en harmonieën die mijn sensorium beroeren en liefst verheffen. Kunst begint als iemands toewijding die ons aanspreekt en die zich welkom maakt. Harmonie is altijd welkom maar zinnige disharmonie evenzeer. Onweerlegbaar en juist zoals golven aan het strand telkens de eigen legitimiteit meebrengen en zoals werk van Picasso mij niet met vragen bespringt maar antwoorden, oplossing, verlossing lijkt te brengen. Grappig genoeg lijkt de basis van kunst en humor vaak dezelfde: bergripsverschuiving. Anders kijken.
Kunst opent een spel van zin-kneding en geen mens ontsnapt aan de noodzaak om dat spel, bewust of niet, te spelen. Op eigen wijze. Zij die hun werk vastleggen zoals beeldende kunstenaars, schrijvers en opnemende muzikanten, de materialisten, die ons hun maaksels voorhouden, culmineren iets. Kunnen iets tonen dat verschuiving in ons teweeg brengt. Voor wie zoals ik de mens beschouwt als een waan-zinnige zenuwlijder kan gerust-stelling van vele kanten komen. Religie doet het leuk maar kunst is wat ruimer, vrijblijvender ook. Spelen met zingeving is temeer nuttig omdat de existentie zo pijnlijk zin ontbeert. Schrijf jezelf een leuk sprookje in.
En dan hoge en lage cultuur. Een verschil waaraan door de echte kenners zwaar wordt getild. Mogelijk ziet dat op het verschil in presentatie. Mooi geschilderd, goed geschreven, breed aanvaard, hoog beprijsd, fraai ten tonele gevoerd. Maar de inhoud van alle kunst komt niet verder dan ieders dagelijks leven en altijd kom ik weer vrouwenfiguren, liefdesgedoe, esoterie, wapengekletter tegen. Niveau : Public Relations: rijken die zeldzaamheid, schaarste zoeken en vormen. Inhoudelijk komen ook de voor-lopers niet veel verder dan de minste onder de cowboys, hooligans of wie dan ook. Demoiselles d’Avignon; vrouwen afgebeeld door een maniak; ”leven in het geile zweet van mors bed…..” (Shakespierre, vertaling: Bert Voeten) en meer van dat. De hoogdraverij betreft in het gunstigste geval de pretentie, de presentatie, niet onderwerp of inhoud, wil ik maar zeggen en de malle hoge prijzen voor kunst zeggen meer over de kopers en hun waan dan over het werk. Talent is overal maar daar heeft marktwerking geen boodschap aan.
Kijk naar die broer van Karel van het Reve die wel eens iets bondig en raak wis te verwoorden maar die aan het eind van de dag weinig meer dan de zoveelste sex-gedomineerde, nicotine- en alcoholverslaafde klojo was. Een cynische perverseling vervuld bovendien van een breed aangemoedigde zelfcompassie.
Wat mij kort maar prettig raakte was het werk van anarchitectonisch kunstenaar Matta-Clark die op prachtige wijze te slopen gebouwen verminkte en met een luchtbuks de ruiten uit het instituut dat hem voor een kunstmanifestatie uitnodigde, schoot. Dat was een lichte shock. Kunst moet mij raken/ iets in mij doen verschuiven zoals de kern van humor een plotselinge begripsverschuiving is en ik mateloos moest lachen toen ik dat van die ruiten hoorde. Ook had ik veel lol toen ik de vele schetsen en vlugtekeningetjes van Rembrandt van Rijn eens goed bekeek. Als kunst ervaar ik al hetgeen mij niet vervult met vragen maar antwoorden lijkt te geven.
Mode
Kijk ook naar mode. Niet naar de inhoud maar naar hoe het werkt. De inhoud is van geen belang. Mode, kleding voorop, verschaft een woordeloos middel voor de bouw van wie men wil zijn. Shop your look and become it. Mode verbindt én onderscheidt. Het vormt en hervormt: schoudervulling, eyeliner, corsetten, pruiken, cabrio’s, Harleys-Davidsons, sierfruit, tattoos, lakschoenen, landhuizen. Het ordent en schraagt mensen en daaraan is behoefte. Door eenvoudigweg te verschijnen vertel je dan een heel verhaal. De eerste klap is een daalder waard. One picture tells a thousand stories.
En wie reikt die mode aan ? Dat maakt niet echt uit. Anything goes. Publiekshypnose door Yves Saint Laurent, Damien Hirst of Adolf Hitler. Follow the leader. “Step into ……….whatever”. Vóórwoordelijke ordeningswerktuigen zijn de efficiëntste. Pretparken weten er alles van. Driedimensionale voorwerpen zijn de snelste overdragers van betekenis. Eén softijscoon maakt alles duidelijk. Beeldtaal zoals cartoons vliegen ons aan zoals geuren dat als de beste doen. Geur slaat de prefrontale cortex over. Aan al dat gelazer in het taalcentrum wordt voorbij gegaan. De zenuwlijder mens is als sensoriale wolk ook nooit anders dan 3-dimensionaal geweest en heeft zich voor zijn overleving onophoudelijk ruimtelijk moeten oriënteren en is daardoor geworden wat geboden was. Vitaal, viriel en bekleed met een gevoelige huid, vol receptoren voor velerlei vibraties, geur-, tastzin, geheugen en intenties. Dit alles verspreid door een lichaam waarvan de twee verschillende hersenhelften een onmisbaar onderdeel vormen maar denken, zijn, doen we met de gehele body.
Diplomatie
Diplomatie is als communicatie over de grenzen van culturen, van gewortelde waarheden kortom. Dat is communiceren over dun of geen ijs, in onbekende of ontoereikende taal afgezien van de inzichtjes die ik debiteer onder “Aan mezelf ken ik …….” (menu); een wankel kompas bij ‘varen in mist’. In diplomatie gaat de vorm als een vlucht in liturgie aanvankelijk voor even boven inhoud. Vorm als vluchtheuvel tijdens communiceren op de tast. De adel toonde zich hier altijd al vormelijkheidsacrobaten in diplomatieke dienst zoals ook homomannen bovengemiddeld vaak worden aangetroffen in de RK-kerk. Veel homo’s kunnen dat als geen ander. Zijn gek op formaliteit en liturgie en wat geeft het ? Ze zijn daardoor minder beducht voor ravijnen van ledigheid bij gebreke van referentiekader; lachen het weg. En als het werkt is het ook goed. Steevast werkend vanuit het eigen sensorium en altijd blijven lachen. Niet afwachten en ineen kruipen. The show must go on. Bij gebrek aan substantie houdt vorm de zaken gaande. Kleding wordt opeens belangrijk, evenals recepties, diners, ontvangsten, holle meet-and-greets en protocol overheerst dan alles. Dat laatste is niet moeilijk aangezien inhoud ontbreekt zo dat niets de luchtfietserij belemmert. Zo lang er maar contact is en we zaken heel kunnen houden. De urgentie en essentie in diplomatie, kunst, mode en religie heeft daardoor veel overeenkomst. Diplomatie is primair bedoeld als de opmaat naar vrede, als een poging om in een aanvankelijk duister elkaars handen te vinden door in nabijheid elkaars referentiekaders te verkennen. En uiteindelijk te ontdekken dat we nauwelijks van elkaar verschillen. One earth one people.
Dood
Materie vergaat niet. Althans energie verdwijnt niet. Een heelal is vol bouwsteneentjes, los of geklonterd tot moleculen en nog zo wat. Tot planeten en ander opmerkelijks met op de bok een al dan niet dobbelende god. Door Peter Westbroek en Marcia Bjornerud is mij duidelijk geworden dat de aarde een levend geheel is voor wie in miljoenen en miljarden jaren weet te kijken en te zien. Eerstgenoemde geeft aan dat dat leven er, als een metabolisme, in bestaat dat de aarde langzaam haar huid omkeert, de buitenkant naar binnen draait alsof er geploegd wordt. Het lijkt me onontbeerlijk voor begrip van wie en waar en hoe wij zijn om die ‘stofwisseling’, die activiteit aan de mensbeschouwing te koppelen. Wij tollen daar in mee, zijn onderdeel van die biochemische kermis. Wat moet dat daar met die gloeiende kern en die dampkring er omheen ? De stervende mens valt uit elkaar maar zijn bouwsteentjes tollen onbekommerd voort in die veel grotere tombola van materie, trilling en energie. Wij zijn een grappig soort exces voor 65% bestaand uit water, op de blauwe planeet, nauwelijks meer dan een schimmel met een verbluffende kapsones. De laborant die ons opmerkt turend in zijn elektronenmicroscoop mompelt : “gut wat is dát nou? …..mja, een goedje dat het zichzelf niet makkelijk maakt”. Menselijk leven als een acrobaten-act van moleculen die na afloop van de act weer braaf mee doen in de oorspronkelijk aardse dynamiek. Van stof tot stof…….
Betekenisverlening.
Hoe je moet schilderen, is niet goed te verwoorden. Dat kun je alleen maar schilderen zo wordt gezegd. Fenomenaal bezig zijn, los van bewoording. In een waarachtige enscenering met daarachter iets disciplinairs, een houding, een herkenbare vooringenomenheid in een verder onverschillig heelal; iemands toewijding, houding, benadering, opvatting. Zoals wavesurfen een board en paardrijden een paard vereist zo is filosofie het best op zijn plek rondom feitelijk handelen met taal slechts als instrument en niet als overheersende grondstof. Kale taal heeft al gauw iets hopeloos. Ik zie dan al te gauw een stalling vol luchtfietsen. Van 80 % van alle poëzie en fictie zakt mijn broek af.
Ik ‘verdenk’ taal er ook van mensen te bespelen, te mesmeriseren. We zijn evengoed klankkast, ontvankelijk voor geluid, evenals geur, los van semantiek en nomenclatuur. Geluid doet al iets zonder bewerking in de prefrontale cortex. Spreektaal brengt zinnelijk samen zijn, fysiek, momentaan, plaatsgebonden en met beroering van veel meer dan alleen onze cognitie. Taal wordt al gauw muzikaal. Wij geven de dingen gemakshalve namen maar de existentiële kwestie laat zich niet opsluiten in de benauwdheid van nomenclatuur. Filosoferen, het rommelen aan bestaansvragen, komt bij voorkeur als handelen, als een doen, als gedrag en is dan geaard in handelingen of als vuur gebonden aan tijd en plaats. Maar ook als goedbedoelde benadering van het ‘raadsel van ons zijn’ kan het niet om de ontgoochelende ledigheid van het menselijk lot heen. Op zijn best wordt aangetoond dat ’s mensens loosheid geen misantropie hoeft te brengen. We lullen ons er wel uit met behulp van de bias in ieders Kopfkino. Wij zijn niet slechts ons brein, veeleer ons hele lichaam dat openstaat voor lust en hunkert naar zelfbevestiging. En dat alles in actie, in tijdsverloop. Filosofie is veeleer als fitness. Een doen dat in zichzelf toereikend is, dat tegenwicht biedt aan menselijke wankelheid.
Zierikzee, 2015